PRESSOSTAAT
Drukschakelaar die een alarm laat afgaan en/of de compressor stopt,
indien er een druk ontstaat in het systeem die niet is toegestaan. Een
hogedrukpressostaat wordt geactiveerd wanneer de condensdruk te
groot wordt. Een lagedrukpressostaat wordt geactiveerd wanneer de
verdampingsdruk te laag is.
RADIATOR
Een ander woord voor verwarmingselement. Deze moeten worden gevuld
met water om te kunnen worden gebruikt in combinatie met de F1153PC.
RETOURLEIDING
De leiding waardoor het water wordt teruggeleid van het verwarmings-
systeem van de woning (radiatoren/verwarmingsspiraalen) naar de ver-
warmingspomp.
RETOURTEMPERATUUR
De temperatuur van het water dat terugkeert naar de warmtepomp, nadat
de warmte-energie is afgegeven aan de radiatoren/verwarmingsspiraalen.
RUIMTEVOELER
Een voeler die zich binnenshuis bevindt. Deze voeler geeft aan de
warmtepomp aan hoe warm het binnenshuis is.
SHUTTLEKLEP
Een klep die vloeistof in twee richtingen kan sturen. Een shuttleklep die
vloeistof naar het klimaatsysteem stuurt als de warmtepomp warmte
voor het huis produceert, en naar de boiler als de warmtepomp warm
water produceert.
SPIRAALTANK
Een verwarming met een spiraal erin. Het water in de spiraal warmt het
water in de verwarming.
STOOKLIJN
De stooklijn bepaalt welke warmte de warmtepomp moet produceren,
afhankelijk van de buitentemperatuur. Indien er een hoge waarde wordt
geselecteerd, geeft dit aan de warmtepomp aan dat deze veel warmte
moet produceren wanneer het buiten koud is om een warme binnentem-
peratuur te verkrijgen.
NIBE F1153PC
Hoofdstuk 6 | Verklarende woordenlijst
89