Bepaal de plaats van eventuele knoppen, schakelaars of andere noodstopsystemen die op
de pompeenheid zijn aangebracht.
Wees op de hoogte van de handelingen die moeten worden uitgevoerd in geval van een
noodsituatie op uw installatie. Lokaliseer brandblussers, beschermings- of
noodhulpmiddelen en controleer hun goede werking.
Identificeer bronnen van gevaren zoals benzineresten, smeermiddelen, zuuroplossingen, enz.
Zorg ervoor dat de pomp schoon is en dat er zich geen obstakels in het werkgebied
bevinden.
Controleer of de afvoerleiding niet op obstakels is gericht of zich op ten minste één meter
afstand van obstakels bevindt.
4.2 Starten van de motor
Draai de brandstofklepknop naar ON.
1-
Draai de kraan dicht.
2-