3
Afb. 6.6 Gaspitten
Legende
1
Gasbranderpit
2 Brander
3 Gaspitstok
• Controleer of de juiste gaspitten ingezet zijn. Vergelijk
hiervoor de aanduiding op de gemonteerde gaspitten
met de gegevens in de tabel 10.2 Gaswaarden m.b.t. de
ingestelde gassoort, paragraaf 10 Technische gege-
vens. Hiervoor moet u evt. de brander demonteren, zie
hoofdstuk 7.2 Brander reinigen.
• Zijn de gaspitten niet de oorzaak voor de afwijking,
neem dan contact op met de klantendienst. U mag het
toestel niet in gebruik nemen.
• Neem het toestel buiten bedrijf.
6.2
Gasinsteltabellen
Toesteluitvoering voor
Aardgassen
Aanduiding op het type-
2E+
plaatje
G 20/25 –
20/25 mbar
Instelling bij levering
G 20
Aanduiding gaspitten
11-0/0
118
Tab. 6.3 Gasinstelling bij levering België
Gasfamilie
Gasdoorstroming in nominale
warmtebelasting in l/min
11-0/0
Aardgas 2E+
G 20
39
G 25
45,3
Vloeibaar gas 3+
G 30
11,5
G 31
15
Tab. 6.4 Gasdoorstroming België
Installatiehandleiding atmoMAG
1
2
Vloeibare gassen
3+
G 30/31 –
28-30/37 mbar
G 30
14-0/0
11-0/0
14-0/0
130
072
076
14-0/0
49,6
57,2
14,9
19,1
Gasfamilie
Branderdruk bij nominale warmte-
belasting in mbar
11-0/0
Aardgas 2E+
G 20
10,9
G 25
14,5
Vloeibaar gas 3+
G 30
24
G 31
31
Tab. 6.5 Branderdruk België
Toesteluitvoering voor
Kennzeichnung auf dem
Typenschild
werkseitige Einstellung
Kennzeichnung Brennerdüsen
Tab. 6.6 Gasinstelling bij levering Luxemburg
Gasfamilie
Gasdoorstroming in nominale warmtebelas-
ting in l/min
11-0/0
Erdgas 2E
G 20
39
Tab. 6.7 Gasdoorstroming Luxemburg
Gasfamilie
Branderdruk bij nominale warmtebelasting in
mbar
11-0/0
Erdgas 2E
G 20
10,9
Tab. 6.8 Branderdruk Luxemburg
6.3
Toestelfunctie controleren
• Controleer de werking van het toestel aan de hand van
de gebruiksaanwijzing.
• Controleer het toestel op dichtheid op het vlak van gas
en water.
• Controleer de perfecte rookgasgeleiding aan de stro-
mingsbeveiliging, b.v. met een dauwspiegel.
• Controleer de werking van de rookgassensor, zie para-
graaf 5.3.1 Werking van de rookgassensor controleren.
• Vermeld absoluut het toesteltype en de gassoort waar-
mee het toestel gebruikt wordt in de tab. 10.2
Gaswaarden m.b.t. tot de ingestelde gassoort in hoofd-
stuk 10 Technische gegevens.
• Monteer de bekleding opnieuw aan het toestel.
6.4
Overdracht aan de gebruiker
De gebruiker van het toestel moet over het gebruik en
de werking van zijn gasdoorstroomgeiser geïnstrueerd
worden.
• Maak de klant met de bediening van het toestel ver-
trouwd. Neem samen met de gebruiker de gebruiks-
aanwijzing door en beantwoord eventueel zijn vragen.
• Geef de gebruiker alle voor hem bestemde handleidin-
gen en toestelpapieren, zodat hij ze kan bewaren.
Ingebruikneming 6
14-0/0
8,8
13,7
21,1
28,3
Aardgassen
(toesteloutvoering BE/LU)
2E
G 20 – 20 mbar
G 20
11-0/0
14-0/0
118
130
14-0/0
49,6
14-0/0
8,8
BE nl
15