Vijlen van grasmes en grasmaaiblad
WAARSCHUWING! Schakel altijd de motor
!
uit voor u aan de snijuitrusting begint te
werken. De snijuitrusting blijft roteren nadat
u de gashendel heeft losgelaten. Controleer
of de snijuitrusting volledig stilstaat en
demonteer de kabel van de bougie voor u
aan de snijuitrusting begint te werken.
•
Zie de verpakking van de snijuitrusting voor vijlen op de
juiste wijze.
•
Het blad en mes moeten met een platte vijl met enkele
kapping gevijld worden.
•
Vijl alle sneden evenveel bij om de balans te bewaren.
WAARSCHUWING! Gooi een verbogen,
!
scheef, gebarsten, gebroken of op andere
wijze beschadigd blad altijd weg. Probeer
een scheef blad nooit te stellen om dit
opnieuw te gebruiken. Gebruik uitsluitend
originele bladen van het voorgeschreven
type.
Zaagblad vijlen
WAARSCHUWING! Een defecte
!
snijuitrusting of een verkeerd gevijld blad
verhogen het risico op terugslag.
•
Zie de verpakking van de snijuitrusting voor vijlen op de
juiste wijze.
•
Een juist gevijld blad is een noodzakelijke voorwaarde om
doelmatig te kunnen werken en om onnodige slijtage van
blad en motorzeis te voorkomen.
•
Zorg ervoor dat u een goede steun voor het blad heeft
wanneer u vijlt. Gebruik een 5,5 mm ronde vijl samen met
een vijlhouder.
•
Vijlhoek 15°. De tanden worden afwisselend naar rechts
en naar links gevijld. Indien het blad erg vaak op stenen
terecht gekomen is, kan het in uitzonderlijke gevallen
nodig zijn om de bovenkant van de tanden bij te vijlen met
30 –
Dutch
ONDERHOUD
een platte vijl. In dat geval moet men dat doen voor men
met de ronde vijl vijlt. En moet de bovenkant van alle
tanden evenveel bijgevijld worden.
•
Corrigeer de schranking. Die moet 1 mm bedragen.
Onderhoudsschema
Hieronder worden algemene onderhoudsvoorschriften
opgesomd. Neem contact op met uw dealer indien u meer
informatie behoeft.
Dagelijks onderhoud
1 Maak de machine uitwendig schoon.
2 Controleer of het draagstel niet beschadigd is.
3 Controleer of de delen van de gashendel goed werken.
(Gashendelvergrendeling en gashendel.)
4 Controleer of de stopschakelaar werkt.
5 Controleer of de snijuitrusting niet roteert bij stationair
draaien.
6 Maak het luchtfilter schoon. Vervang het indien nodig.
7 Controleer of de beschermkap niet beschadigd is en geen
barsten vertoont. Vervang de beschermkap als ze
gebarsten is of slagen te verduren gehad heeft.
8 Controleer of het blad goed gecentreerd is, scherp is en
geen barsten vertoont. Een slecht gecentreerd blad
veroorzaakt trillingen die de machine kunnen
beschadigen.