Installatie
5.3 Vacuümzijde aansluiten
5.4 De uitlaatzijde aansluiten
10
– Het vulniveau van de bedrijfsvloeistof bij continu bedrijf dagelijks controleren, an-
ders na elke inschakeling. Navullen is tijdens het bedrijf in het eindvacuüm moge-
lijk.
Giftige dampen!
Gevaar voor vergiftiging bij het aansteken en verhitten van synthetische bedrijfsvloei-
stoffen (bijv. F4/F5) hoger dan 300 °C.
Gebruiksvoorschriften naleven.
De bedrijfsvloeistof niet in contact laten komen met tabaksartikelen, voorzorgsmaat-
regelen bij het hanteren van chemicaliën in acht nemen.
De afsluitkap van de vacuümflens verwijderen;
– op de conische zeef en de O-ring in de zuigpoort letten.
De verbinding tussen de pomp en het recipiënt zo kort mogelijk houden.
– Afhankelijk van het pomptype pvc-slangen of metalen slangen met flenskoppelin-
gen gebruiken.
– Om de pomp te beschermen kunnen afscheiders, filters etc. voorgeschakeld wor-
den (zie toebehoren). Het zuigvermogenverlies veroorzaakt door het geleidings-
vermogen van het toebehoren moet echter in het oog worden gehouden.
Hoge druk in de uitlaatleiding!
Gevaar van schade aan de afdichtingen en barstgevaar van de pomp.
De leiding aan de uitlaatzijde zonder ingebouwde afsluitkleppen aanbrengen.
Als er gevaar bestaat op het opbouwen van een overdruk (> 1500 hPa absoluut) in
de leiding, dan dienen de voorschriften voor ongevalpreventie te worden nageleefd.
De uitlaatdruk moet minstens 250 hPa hoger dan de aanzuigdruk zijn als er uitlaat-
gassen worden afgezogen.
105
107
5
Voor het aansluiten van de pijplieding op de uitlaatflens afsluitkap verwijderen en cen-
treerring/centreerring met injector met bijbehorende O-ringen inbouwen.
De doorsnede van de uitlaatleiding moet minstens aan de grootte van de nominale
aansluitbreedte van de uitlaatflens voldoen.
Pijpleidingen voor de pomp ondersteunen of laten afhellen.
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
5
Kegelzeef
32
Centreerring/centreerring met in-
jector
105 O-ring
107 O-ring
32