Bodemdruk verhogen/verlagen
De hydraulische slangen (3+/3-) voor de hydraulische ontlastingsverstelling moeten tijdens het
gebruik niet perse aan het hydraulische systeem van de trekker te zijn aangesloten. In dit geval
kan de bodemdruk van de maaibalk tijdens het gebruik echter niet gewijzigd worden.
ü De hydraulische slangen (3+/3-) zijn op een dubbelwerkend besturingsapparaat
aangesloten.
Het besturingsapparaat (3+/3-) zo lang bedienen tot de gewenste ontlastingsdruk wordt
weergegeven.
Æ Hoe hoger de ontlastingsdruk, des te lager de bodemdruk.
Æ Hoe lager de ontlastingsdruk, des te hoger de bodemdruk.
De ontlastingsdruk kan op de manometer worden afgelezen. De bodemdruk op de
bodemomstandigheden instellen.
Aanbevolen ontlastingsdruk: 70-120 bar.
10.4
Zijbeschermingen instellen
KMG000-078
De volledige veiligheidsinrichting kan door het verstellen van de beschermingen aan de
oogstcondities worden aangepast. Om het knikken van het stengelgewas door te laag
ingestelde bescherming te vermijden, de beschermingen hoog instellen. Om het wegslingeren
van stenen e.d. bij laag oogstgoed te voorkomen, de beschermingen laag instellen.
ü De machine bevindt zich in de werkstand,
ü De machine is stopgezet en beveiligd,
EasyCut R 320 CR
Originele handleiding 150000812_03_nl
Zijbeschermingen instellen
zie
Pagina 58.
zie
Pagina 25.
Instellingen
10
10.4
69