6 Voorbereiding
Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze
de
binnenomgevingstemperatuur.
gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien
dit
NIET
mogelijk
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling:
voor
de
installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.
▪ Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.B].
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden:
▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien
dit
NIET
mogelijk
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling:
voor
de
installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.
▪ Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B].
▪ Tijdens een onderbreking (zie "8 Configuratie" op pagina 43)
wordt de buitenunit lager gezet om de stand-by-energieverliezen
te beperken. Hierdoor wordt de buitenomgevingstemperatuur
NIET gelezen.
▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een
andere
reden
om
de
optionele
omgevingstemperatuur te plaatsen.
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of
de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor
voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de
weersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruikt
om automatisch over te schakelen tussen verwarming en
koeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de
interne sensor van de buitenunit gebruikt.
6
Voorbereiding
6.1
De installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, moet de unit worden afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
6.1.1
Vereisten inzake de plaats waar de
buitenunit geïnstalleerd wordt
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
Daarom
moet
is,
adviseert
Daikin
een
installatie-instructies,
zie
is,
adviseert
Daikin
een
installatie-instructies,
zie
buitensensor
voor
>250
>350
de
b
a
(mm)
a Luchtuitlaat
b Luchtinlaat
Zie "15.1 Afmetingen en ruimte voor service" op pagina 82 voor
meer gedetailleerde informatie over de richtlijnen inzake de
benodigde ruimte.
de
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op.
▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Indien
de
buitenunit
omgevingstemperaturen blootgesteld kan zijn, houd rekening met de
volgende richtlijnen:
Grote windstoten en hevige wind (≥18 km/u) die tegen de luchtuitlaat
van
de
buitenunit
(luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met
zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
de
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
de
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
b
a Stootplaat
b Belangrijkste windrichting
c Luchtuitlaat
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
▪ De lamellen van de warmtewisselaar zijn scherp en kunnen
iemand verwonden. Kies een installatieplaats waar er geen risico
is dat iemand zich kan verwonden (in het bijzonder in omgevingen
waar kinderen spelen).
ERLQ004~008CAV3 + EHVH/X04+08S18CA + EHVH/X08S26CA
b
a
>250
(mm)
aan
veel
wind
en/of
blazen,
veroorzaken
kortsluitingen
b
a
Daikin Altherma - Lage Temperatuur Split
4P313775-1C – 2012.11
>250
lage