3.4 Bedieningspaneel
A
D
G
K
L
N
H
A. Alarmlichten
B. Noodstop
C. Verlichting
D. 10-led Accu-indicatie
E. Display
F. Menutoets / Resettoets
G. Snelheidsniveau 1,2,3 vooruit
H. Cruise Control
I. Achteruitrijtoets (indien geprogrammeerd; optie)
J. Claxon
K. Aansluitpunt acculader
L. Bedieningshendel
M. Contactslot
N. Richtingaanwijzer links
O. Richtingaanwijzer rechts
14
B
C
E
F
M
L
I
J
O
4 Bediening
4.1 Stoel instellen
Zithoogte
1. Neem plaats in de stoel.
2. Trek de hendel (A) omhoog, her-
kenbaar aan de "hoog/laag' sticker.
3. Stel de zithoogte van de stoel in.
4. Laat de hendel los.
Rugleuning
1. Neem plaats in de stoel
2. Trek de hendel (B) omhoog.
3. Duw met het bovenlichaam de
rugleuning in de gewenste positie.
4. Duw de hendel omlaag.
�
!
Let op
Verstel de rugleuning nooit zonder
zelf in de stoel plaats te nemen.
Luchtlumbaal rugleuning
1. Neem plaats in de stoel.
2. Pomp met het luchtpompje (C) de
luchtlumbaal in de rugleuning op
tot de gewenste houding is bereikt.
3. Gebruik de knop (D) om de lucht-
lumbaal weer leeg te laten lopen.
15