Figuur 13
1. Ventiel
Draai de wielmoeren aan.
Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren
Om de 100 bedrijfsuren
De wielmoeren moeten na de eerste 8 bedrijfsuren
worden aangehaald; daarna moet dit om de
100 bedrijfsuren gebeuren. Draai de wielmoeren vast
met een torsie van 61–75 Nm.
Starten en stoppen van de
motor
1. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat
het pedaal in de neutraalstand staat.
2. Trek de chokehendel uit naar de stand Aan
(uitsluitend als u een koude motor start) en zet de
gashendel op Langzaam.
Belangrijk: Als u de machine bij temperaturen
beneden 0°C gebruikt, moet u de motor eerst
warm laten worden. Dit voorkomt schade
aan de hydrostaat en het regelcircuit van de
aandrijving.
3. Steek het sleuteltje in het contact en draai dit naar
rechts om de motor te starten. Laat het sleuteltje
los zodra de motor start. Laat de motor regelmatig
lopen met behulp van de choke.
Belangrijk: Om te voorkomen dat de
startmotor oververhit raakt, mag u de
startmotor niet langer dan 10 seconden in
werking stellen. Als u de motor 10 seconden
achtereen hebt gestart, moet u 60 seconden
wachten voordat u een nieuwe startpoging doet.
Belangrijk: Als de motor voor de eerste keer
wordt gestart of de motor een revisiebeurt
2. Wielmoer
heeft gehad, moet u de machine een of twee
minuten in de vooruit- en de achteruit-stand
laten werken. Controleer ook de werking van
de hefhendel om er zeker van te zijn dat alle
onderdelen naar behoren functioneren.
4. Om de motor af te zetten, moet u de gashendel op
Langzaam zetten en het contactsleuteltje op UIT
draaien. Stel de parkeerrem in werking en verwijder
het sleuteltje uit het contact om te voorkomen dat
de motor per ongeluk start.
5. Sluit de brandstofafsluitklep voordat u de machine
stalt.
VOORZICHTIG
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn voordat u
controleert op olielekken, losse onderdelen en
andere waarneembare defecten.
Het veiligheidssysteem
controleren
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor niet
aanslaat of start, tenzij het koppelingspedaal in de
neutraalstand staat.
1. Controleer de werking van het veiligheidssysteem
op een open terrein dat vrij van voorwerpen en
omstanders is. Zet de motor af.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel en stel de
parkeerrem in werking.
3. Trap het tractiepedaal in de vooruit- en de
achteruit-stand terwijl u de motor probeert te
starten.
4. Als de motor start, is er misschien een defect in het
veiligheidssysteem. U moet het veiligheidssysteem
onmiddellijk repareren.
5. Als de motor niet start, functioneert het
veiligheidssysteem naar behoren.
19