2� Zet de antennemast verticaal en no-
teer de diepte�
3� Til de SR-24LE ongeveer 150 mm
van de grond[6 in]�
4� Controleer de verandering in de ge-
meten diepte� De gemeten diepte
moet ongeveer evenveel toenemen
(in dit voorbeeld ongeveer 150 mm
[6 in])�
Let op: een onveranderlijke of sterk veran-
derende gemeten diepte kan duiden op de
aanwezigheid van een vervormd veld of een
leiding met een zeer lage stroomsterkte.
LET OP
Gebruik gemeten dieptes
alleen als een schatting.
Controleer onafhankelijk
de werkelijke diepte voor-
dat u gaat graven.
Dieptegemiddelde
Naast realtime dieptemetingen is de functie
Dieptegemiddelde handig als de SR-24LE
wisselende dieptemetingen aangeeft�
Het dieptegemiddelde is een rapport dat het
gemiddelde neemt van realtime diepteme-
tingen van de afgelopen 2 tot 6 seconden
en het gemiddelde op het scherm weergeeft
in het actieve weergavegebied als daarom
wordt gevraagd�
Voer de volgende stappen uit om een diep-
tegemiddelde rapport te maken:
1� Houd de selectietoets ingedrukt
2� Wacht tot het aftelscherm uit beeld
gaat en tot de SR-24LE één keer
piept�
3� Het dieptegemiddelde rapport toont
de gemeten diepte, hoek en stroom
van de doelleiding�
4� Druk op de selectieknop
sluiten en terug te keren naar de real-
time dieptemeting�
Nauwkeurigheid van
het signaal
Het zichtbaar maken van de leiding is
de enige manier om zeker te zijn van de
locatie. Als u een nutsleiding uitgraaft,
controleer dan regelmatig de gemeten
diepte en positie om schade aan de nuts-
leiding te voorkomen en om extra signa-
len van de nutsleiding te vinden die mo-
gelijk over het hoofd gezien zijn.
Controleren op nauwkeurigheid
Om de nauwkeurigheid van het gedetec-
teerde signaal te bevestigen, controleert u
of het volgende allemaal klopt:
• De richtpijltjes en geleidingslijn zijn uit-
gelijnd met de traceerlijn�
• De traceerlijn vertoont weinig of geen
vervorming�
• Het nabijheidsgetal en de signaalsterk-
te zijn maximaal zodra de traceerlijn
het midden van de kaart kruist�
• De
overeenkomstig toe en de traceerlijn
blijft
diepteverificatietest wordt uitgevoerd�
Discrepanties kunnen duiden op een
probleem met het signaal en moeten
worden opgelost voordat de locatie van
de doelleiding wordt bepaald.
�
Factoren die de nauwkeurigheid
beïnvloeden
Er zijn veel factoren die de nauwkeurigheid
beïnvloeden, zoals vervorming door lokale
interferentie;
nutsleidingen;
T-stukken, bochten of splitsingen in de
om af te
leiding; bodemgesteldheid; en de toestand
van de nutsleiding�
SR-24LE/SR-20 – Nederlands
GEVAAR
gemeten
diepte
uitgelijnd
wanneer
doorsijpeling
van
omgevingscondities;
neemt
de
andere
– 19