6.2
In bedrijfstellen van het toestel
Uitlezing
1
Aan/uit
2
CV bedrijf of instellen CV temperatuur
3
Boiler bedrijf of instellen boiler temperatuur
4
temperatuur / storingsdisplay
5
n.v.t.
6
n.v.t.
7
Servicedisplay
8
Storings LED
9
CV water druk
Nadat de voorgaande handelingen zijn uitgevoerd, mag het toestel in bedrijf gesteld worden.
1.
Steek de stekker van het toestel in een wandcontactdoos.
Het toestel kan een zelfcontrole uitvoeren:
Daarna komt het toestel in de standby:
2.
Druk op de aan/uit knop, om het toestel in bedrijf te stellen.
Indien een boiler is aangesloten zal deze worden opgewarmd. Op het service
3.
4
display verschijnen
,
en
3.
Stel de pompstand in afhankelijk van het ingestelde maximaal vermogen en de
waterzijdige weerstand van de installatie. Voor de opvoerhoogte van de pomp en
het drukverlies van het toestel. Zie § 7.5.
4.
Stel de kamerthermostaat hoger in dan de kamertemperatuur. Het toestel gaat nu
5
op CV bedrijf:
op het service display. Bij een eventuele aangesloten boiler zal
de driewegklep omschakelen. (Wanneer er geen warmwater vraag is.)
5.
Stook de installatie en het toestel op tot ca. 80°C.
6.
Controleer het temperatuurverschil tussen de aanvoer en retour van het toestel en
de radiatoren.
Dit moet ongeveer 20°C bedragen. Stel hiervoor het maximaal vermogen in op het
service paneel. Zie Instelling maximaal vermogen. Stel eventueel de pomp stand
en of radiatorafsluiters in. De minimale doorstroom hoeveelheid bedraagt:
• 200 l/h bij een ingesteld vermogen van 7,0 kW
• 650 l/h bij een ingesteld vermogen van 22,7 kW
• 800 l/h bij een ingesteld vermogen van 27,8 kW
7.
Schakel het toestel (elektrisch) uit.
8.
Ontlucht het toestel en de installatie na het afkoelen. (Zonodig bijvullen)
9.
Controleer de verwarming en de warmwatervoorziening op de goede werking.
10. Instrueer de gebruiker over het vullen, ontluchten en de werking van de
verwarming en de eventuele warmwatervoorziening.
Opmerkingen
Het toestel is voorzien van een elektronische branderautomaat die de brander ontsteekt en de vlam continue bewaakt, bij iedere
•
warmtevraag van de verwarming of van de warmwatervoorziening.
De circulatiepomp gaat bij iedere warmtevraag draaien. Bij een warmtevraag tbv de CV-installatie wordt een eventueel toegepaste
•
driewegklep bekrachtigd en zal omschakelen (aan het eind van de CV-warmtevraag schakeld deze terug). Bij een warmtevraag tbv
de warmwatervoorziening blijft de driewegklep in rust. Na de warmtevraag heeft de pomp een nadraaitijd, deze is verschillend voor
een warmtevraag van de CV-installatie of van de warmwatervoorziening en kan eventueel gewijzigd worden. Ook kan de
bekrachtiging van de driewegklep gewisseld worden (zie § 7.2.).
De pomp draait automatisch 1 maal per 24 uur gedurende 10 seconden om vastzitten te voorkomen. De automatische inschakeling
•
van de pomp vindt plaats op het tijdstip van de laatste warmtevraag. Om het tijdstip te wijzigen dient de kamerthermostaat op het
gewenste tijdstip even hoger gezet te worden.
ACV Belgium
2
(op service display).
-
(op service display).
6
.
Bediening
A
Aan/uit toets
B
Tap/cv toets, voor instellen gewenste- of uitlezen actuele temperatuur
C
- toets
D
+ toets
E
n.v.t.
F
Service toets
G
Reset toets
29