• In een afgesloten ruimte (bijv. in of onder een kast).
• In een klamme of vochtige ruimte.
• Waar de melder geblokkeerd zou worden, bijv. door gordijnen of meubels.
• Waar vuil of stof de sensor zou kunnen blokkeren.
• In de buurt van verf, verdunningsmiddelen, oplosmiddeldampen of luchtverfrissers.
• Plaats de melder op minimaal 1,5 meter en leg bedrading op minimaal 1 meter afstand van fluorescerende
verlichtingsarmaturen, aangezien elektrische "ruis" en/of flikkeren van invloed kunnen zijn op de melder.
Sluit bedrading niet op hetzelfde circuit aan als fluorescerende verlichting of dimmers.
• Plaats de melder minimaal 1 meter van dimmerverlichting en -bedrading aangezien sommige dimmers
interferentie kunnen veroorzaken.
16