nl
A
Koelruimte
B
Diepvriesruimte
Bedieningselementen
Afb. 2
1
Toets Aan/Uit
Om het hele apparaat in en uit
te schakelen.
2
Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk „Alarm
function").
3
Toets „super" (Diepvriesruimte)
Om het supervriessysteem
in en uit te schakelen.
4
Insteltoets temperatuur
in de diepvriesruimte
Met de toets wordt
de temperatuur van
de diepvriesruimte ingesteld.
5
Temperatuurindicatie
Diepvriesruimte
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen in
de diepvriesruimte in °C.
6
Toets „super" (Koelruimte)
Om het superkoelsysteem in en
uit te schakelen.
7
Temperatuurinsteltoets
koelruimte
Met de toets wordt
de temperatuur van de koelruimte
ingesteld.
8
Temperatuurindicatie
Koelruimte
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen in
de koelruimte in °C.
82
Inschakelen van
het apparaat
Het apparaat met de insteltoets 2/1
inschakelen.
Er is een alarmsignaal te horen.
De alarmtoets 2/2 knippert.
Druk op de alarmtoets 2/2. Het
alarmsignaal wordt uitgeschakeld.
De alarmtoets 2/2 brandt tot
de ingestelde temperatuur in
de diepvriesruimte is bereikt.
Bij geopende deur brandt de verlichting
in de koelruimte.
Aanwijzing
Wanneer de lichtschakelaar, afb. 1/9,
bij geopende deur wordt ingedrukt, gaan
de verlichting en de indicaties van de
bedieningselementen uit.
De fabriek adviseert de volgende
temperaturen:
Koelruimte: +4 °C
■
Diepvriesruimte: –18 °C
■
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Door het volledig automatische
■
NoFrost-systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is overbodig.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.