12. WERKING EN TECHNISCHE GEGEVENS
12.1 Werking
Figuur 12.1
Principe werking van de AquaSol 3 ZT
Nummer
Omschrijving
601
Collector aanvoerleiding (van de collector)
604
Opslagvat
609
Koudwater
610
Warmwater
613
Pomp
614
Collector retour knie (naar de collector)
618
Boilersensor onder
619
Boilersensor boven
620
Warmwater tapbuis
622
Warmtewisselaar
624
Aansluitknie
Aansturing
Als de regeling constateert dat de collectortemperatuur (605)
10°C (of meer) hoger is dan de vat temperatuur (618), en de
vat temperatuur (618) minder is dan 78°C, dan zal de col-
lector pomp (613) inschakelen. De pomp zal eerst 400 se-
conden op maximaal toerental draaien, waarna de pomp
overgaat op laag toerental.
De pomp schakelt uit als de collectortemperatuur (605) min-
der is dan de vat temperatuur (618) + 3,5°C (of minder), of
als vat temperatuur (618) meer is dan 83°C.
24
Pomp toerental regeling
Indien de jumper (Jp1 figuur 12.3) op AUTO staat, dan zal
de DT3 regeling zelf een optimaal pomp laagstands-
toerental bepalen. Indien de DT3 constateert dat het
temperatuurverschil tussen de collector sensor (605) en
de onderste vatsensor (618) te groot blijft (meer dan 50K),
dan zal de regeling via functiecode 74 het toerental
opregelen tot 40% van het maximale vermogen.
Indien de jumper op H/L staat wordt het laagstandstoeren
tal vast ingesteld op 32% van het maximaal.
Indien de jumper op H staat is alleen het maximale
toerental beschikbaar.
Temperatuur weergave
Op het display (figuur 1.1) wordt de temperatuur van de
bovenste sensor (619) weergegeven.
Waterstroom tapwater
Het door de warmtewisselaar (622) opgewarmde tap-
water, zal zich boven in het opslagvat (604) verzamelen.
Indien er een warmtapwater vraag is zal het warme water
via de warmtapwaterbuis (620) en de warm tap-
waterleiding (610) het opslagvat verlaten, en naar de
naverwarmer stromen. Gelijktijdig zal er via de tapwater
inlaat (609) vers tapwater worden aangevoerd. De, bij de
instroomzijde bevestigde stromingsbreker zorgt er voor
dat er geen opmenging van warm en koud water plaats-
vindt, tijdens het instromen van vers tapwater.
Waterstroom door de zonnecollector
Indien de pomp (613) wordt aangestuurd, wordt het water
naar de collector getransporteerd. In de zonnecollector
wordt het water opgewarmd door opname van de
ingestraalde zonlicht. Na het verlaten van de zonne-
collector stroomt het water via de collector aanvoer (601)
in de warmtewisselaar (622). In de warmtewisselaar
(622) wordt de warmte overgedragen aan het tapwater in
de boiler. Vervolgens stroomt het water in het terugloopvat
(621).
Vorstbeveiliging
Als de collector temperatuur (605) 3°C of minder is wordt
de aanschakel differentiaal met 15K verhoogt. Zodra de
collector temperatuur boven de 3°C stijgt wordt de ver-
hoogde inschakeldifferentiaal nog 24 uur aangehouden.
Na 24 uur wordt de normale inschakel differentiaal
gehanteerd.