OPMERKING
Zorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd.
Blote leidingen kunnen condensatie veroorzaken.
14
Elektrische installatie
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik
ALTIJD
een
stroomtoevoerkabel.
WAARSCHUWING
Gebruik een alpolige schakelaar met een contactscheiding
van minstens 3 mm om het contact volledig te verbreken
onder overspanningscategorie III.
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijn
vertegenwoordiger,
zijn
gelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen om
een gevaarlijke situatie te voorkomen.
14.1
Specificaties van de
standaardcomponenten van de
bedrading
Onderdeel
(a)
Voedingsk
MCA
abel
Spanning
Fase
Frequentie
Draaddikten
Transmissiebedrading
Kabel gebruikersinterface
Maximaal toegestane lengte van
lokale bedrading
Aanbevolen lokale zekering
Reststroomapparaat
(a)
MCA=Minimum circuitampère. De opgegeven waarden zijn
maximumwaarden (zie elektrische data van binnenunit voor
precieze waarden).
FXAA15~63AUV1B
VRV-systeemairconditioner
3P622285-1B – 2020.10
meeraderige
kabel
als
servicevertegenwoordiger
of
Klasse
15+20 25~40
50
63
0,3 A
0,4 A
0,5 A
0,6 A
220~240 V
1~
50 Hz
2
1,5 mm
(3-aderige kabel)
H07RN-F (60245 IEC 66)
0,75 tot 1,25 mm² (2-aderige
kabel)
H05RN-F (60245 IEC 57)
Gebruikersinterface - ≤500 m
6 A
Moeten voldoen aan de
toepasselijke wetgeving
14 Elektrische installatie
14.2
Elektrische bedrading aansluiten
op de binnenunit
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Voor instructies over de aansluiting van de optionele
apparatuur, zie de bij optionele apparatuur geleverde
montagehandleiding.
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD
op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel
van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en
de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen
NIET parallel lopen.
1 Verwijder
het
servicedeksel
openen" [ 4 16]).
2 Kabel gebruikersinterface: Sluit de kabel aan op het
klemmenblok (symbolen P1, P2).
3 Transmissiekabel: Sluit de kabel aan op het klemmenblok (de
symbolen F1, F2 moeten overeenstemmen met die op de
buitenunit).
4 Leg de kabel van de gebruikersinterface vast met de
transmissiekabel met een kabelbinder (accessoire).
5 Voedingskabel: Sluit de kabel aan op het klemmenblok (L, N,
aarding).
a
Onderbreker
b
Reststroomapparaat
6 Dicht alle openingen af met een afdichtingsmateriaal (lokaal te
voorzien) om te voorkomen dat kleine dieren in het systeem
terechtkomen.
7 Plaats het servicedeksel terug (zie
sluiten" [ 4 16]).
c
d
b
P1 P2
F1 F2 T1 T2
R-Ctrl D III-Net
a
Bedradingsklem elektrische voeding
b
Bedradingsklem transmissie en gebruikersinterface
c
Voedingsbedrading
d
Bedrading klem transmissie en gebruikersinterface
e
Kleine kabelbinders 2× (accessoire)
Route elektrische bedrading:
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
(zie
"12.2.5 Servicedeksel
a
b
"12.2.6 Servicedeksel
L N
L
N
e
e
P1 P2
F1 F2 T1 T2
R-Ctrl D III-Net
a
21