3.6.6
Aansluitkabel aansluiten
Sluit de aansluitkabel van de dompelpomp(en), druksensor of vlotter aan.
LET OP
n
Gebruik geschikt materiaal voor het aansluiten van kabel-
verlengingen (bijv. giethars of gelhulzen).
n
Kabelverlenging van de pompen (standaard lengte 10 m)
Bereken de benodigde kabeldoorsnede op basis van het
stroomverbruik.
Stroomverbruik en indicatie van het aantal draden,
"Dompelpompen - fecaliënvrij afvalwater" of hfst. 6.3 "
Dompelpompen - fecaliënhoudend afvalwater".
n
Aansluitkabel van de drukopnemer inkorten: Het is essentieel
om de luchtslang af te sluiten met het Teflonfilterdeel, anders
kan er condenswater in de elektronica lopen.
n
Kabelverlenging van de drukopnemer:
Bereken de benodigde kabeldoorsnede.
Aansluitkabel van de geleverde drukopnemer: 3 x 0,2 mm²
(3 x 26 AWG) plus drukcompensatieslang met Teflonmem-
braan. De drukcompensatieslang mag niet in een gelmof of
gietdoos worden afgesloten. Er moet een geschikte
kabelaansluitdoos met membraan worden gebruikt.
Steek de aansluitkabel in de aansluitruimte van de besturing en
Î
sluit deze elektrisch aan.
3.6.7
Controleer de draairichting van de dompelpomp(en)
Op de dompelpomp staat een pijl
LET OP
(deels op het spiraalhuis, deels als sticker).
Haal de dompelpompunit uit de put en plaats deze naast de
Î
inspectieopening,
Hfst. 3.5.8
„Dompelpompeenheid plaatsen"
Draairichting testen:
Î
n
Reinig de waaier/snijeenheid en schakel vervolgens de
dompelpomp kort in en uit.
n
Vergelijk de draairichting met de pijl en verwissel indien
nodig de fasen op de vlotter.
Î
Plaats de dompelpompeenheid terug in de tank,
Hfst. 3.5.8 „Dompelpompeenheid plaatsen"
Hfst. 6.2
Pompput Muli-Max
61