Controle en afstellen van stuurkabels
De besturing wordt geregeld met behulp van
kabels.
Deze kunnen na een tijdje gebruik oprekken, wat
betekent dat de instelling van de besturing kan
wijzigen.
De besturing wordt op de volgende manier
gecontroleerd en afgesteld:
1. Verwijder de frameplaat door de bouten los te
maken (twee aan iedere kant).
2. Controleer hoe strak de stuurkabels zijn door
ze bij de pijlen samen te drukken volgens de
afbeelding.
De kabels moeten zo samengedrukt worden dat
de afstand met de helft verminderd wordt,
zonder te veel kracht te gebruiken.
3. Indien nodig kunnen de kabels gespannen
worden door de stelmoeren aan iedere kant van
de stuurkrans aan te draaien. Span de kabels
niet te hard aan, ze moeten alleen tegen de
stuurkrans getrokken worden.
Hou de kabel tegen zodat deze niet ineen draait.
Als u alleen de ene kant spant, kan de
middenstand van het stuur wijzigen.
Controleer de kabelspanning volgens punt 2 na
de uitgevoerde afstelling.
28
– Nederlands
ONDERHOUD
8009-267
6008-009
6008-010