REMKO serie ATK
Bepalingen voor de luchtverwarmer
Bij het gebruik van de apparaten moeten
altijd de desbetreffende geldende
richtlijnen in acht worden genomen.
Verordening voor
■
verbrandingsinstallaties
(FeuVo) van de afzonderlijke
Bundeslanden
Ongevallenpreventievoorschrift
■
(OPV) "verwarmings-, vlam-
en smeltapparaten voor bouw- en
montagewerkzaamheden " (VBG 43)
ARBO-richtlijnen ASR 5
■
Arbeitsstättenverordnung (Duitse
■
wetgeving op werkplaatsverordening)
§§ 5 en 14
Samenvatting uit het
ongevallenpreventievoorschrift (VBG 43)
§ 37 Bedieningspersoneel
De apparaten mogen alleen door
personen worden bediend, die
geïnstrueerd zijn over de bediening
van de apparaten.
§ 38 Opstelling
(1) De apparaten moeten stabiel
worden opgesteld.
(2) De apparaten moeten zo
opgesteld en in bedrijf gesteld
worden, dat personen niet
in gevaar worden gebracht
door verbrandingsgassen en
stralingswarmte en er geen
branden kunnen ontstaan.
(3) De apparaten mogen uitsluitend
in ruimtes worden opgesteld en
gebruikt als de apparaten een
voor de verbanding voldoende
luchthoeveelheid krijgen toegevoerd
en de verbrandingsgassen naar
de buitenlucht kunnen worden
afgevoerd.
Een voor de verbanding voldoende
natuurlijke toevoer van frisse lucht
6
is bijv. als bij een ruimte-inhoud
3
in m
ten minste aan 10 keer de
nominale warmtebelasting in kW
van alle in de ruimte in bedrijf zijnde
apparaten wordt voldaan en door
vensters en deuren een natuurlijke
luchtverversing kan worden
gewaarborgd.
(4) Afwijkend van alinea 3 mogen
de apparaten zonder afvoer van
verbrandingsgassen in ruimtes
worden gebruikt als deze goed zijn
geventileerd en het aandeel stoffen
dat schadelijk is voor de gezondheid
in de lucht geen schadelijke te hoge
concentratie bevat.
Een goede natuurlijke ventilatie
wordt verkregen als bijv.:
1. een ruimte-inhoud in m
minste aan 30 keer de nominale
warmtebelasting in kW van alle
in de ruimte in bedrijf zijnde
apparaten wordt voldaan en door
vensters en deuren een natuurlijke
luchtverversing kan worden
gewaarborgd of 2. niet afsluitbare
openingen voor de toevoer- en
afvoerlucht nabij plafonds en
vloeren beschikbaar zijn die in
2
afmeting in m
ten minste 0,003
keer de nominale warmtebelasting
in kW van alle in de ruimte in bedrijf
zijnde apparaten wordt voldaan.
(5) De apparaten mogen nooit in
een brand- en explosiegevaarlijke
omgeving en bereiken worden
opgesteld en gebruikt.
§ 44 Ruimtedroging
(2) Voor het drogen van ruimtes
met een voor de verbranding
voldoende luchttoevoer mogen
afwijkend van § 38, alinea
3 verwarmingsapparaten
worden gebruikt, zonder
dat de uitlaatgassen
of verbrandingsgassen in
de buitenlucht worden afgevoerd.
In deze ruimtes is het continue
oponthoud van personen
verboden.
Hier moet naar worden verwezen
middels borden bij de entrée van
de ruimtes.
§ 53 Controle
(2) De apparaten moeten,
in overeenstemming met
de voorwaarden voor gebruik,
indien noodzakelijk, echter
ten minste één keer per jaar,
door een deskundige worden
gecontroleerd op hun correcte
toestand voor gebruik.
De branders moeten
worden gecontroleerd
3
ten
op verbrandingsgassen.
§ 54 Bewaking
(1) De met de bediening van
de apparaten belaste personen
moeten de apparaten voor
aanvang van het werk op zichtbare
gebreken aan de bedienings-
en veiligheidsinrichtingen
evenals op de aanwezigheid
van de beveiligingsinrichtingen
controleren.
(2) Worden er gebreken
vastgesteld, dan moet
de persoon die toezicht houdt
op de hoogte worden gesteld.
(3) Bij defecten die de
bedrijfszekerheid van de apparaten
in gevaar brengen, dient het
betreffende apparaat buiten bedrijf
te worden gesteld.
§ 55 Schending
Wie overeenkomstig § 710 alinea 1
van de Reichsversicherungsordnung
(RVO, Duitse wetgeving op de sociale
verzekering) handelt, schendt deze
wettelijke bepaling als de persoon
door opzettelijk of nalatig gedrag
de bepalingen van VBG 43 schendt.