5.9.4 Regellogica
Zie voor de regellogica de handleiding cod. MCO01110L8500.
5.9.5 Zekeringen
De details met betrekking tot het type en de nominale kenmerken van de zekeringen staan vermeld op het machinelabel, de elektrische sche-
ma's en de zekeringen zelf.
6. INWERKINGSTELLING
Voor de inwerkingstelling:
• Controleer of de schema's en handleidingen van de geïnstalleerde machine beschikbaar zijn.
• Controleer of de elektrische en hydraulische schema's van het systeem waarop de machine is aangesloten, beschikbaar zijn.
• Controleer of afsluitkranen van de hydraulische circuits open zijn.
• Controleer of het hydraulisch systeem onder druk gevuld en ontlucht is.
• Controleer of alle hydraulische aansluitingen correct zijn geïnstalleerd en of aan alle aanwijzingen op het typeplaatje is voldaan.
• Zorg dat er voorzieningen zijn getroffen voor de condensafvoer.
• Controleer de elektrische aansluiting en de correcte bevestiging van alle aansluitklemmen.
• Controleer of de elektrische aansluitingen zijn gemaakt volgens de geldende normen inclusief de aarding.
• De spanning moet overeenkomen met die op het typeplaatje van het apparaat.
• Zorg dat de elektrische spanning zich bevindt tussen de tolerantiegrenzen (±5%).
• Controleer of de elektrische weerstanden van de compressoren correct van stroom worden voorzien.
• Controleer of er geen gaslekken zijn.
• Alvorens voor de eerste keer in te schakelen controleer of alle sluitpanelen zijn geplaatst en bevestigd met de juiste schroeven.
LET OP: De unit moet zijn aangesloten op het elektriciteitsnet en in STAND-BY (van stroom voorzien) worden gezet door
de hoofdschakelaar minstens 12 uur voor de inwerkingstelling te sluiten, om de weerstanden adequaat de carter van de
compressor te laten verwarmen (de weerstanden worden automatisch van stroom voorzien wanneer de schakelaar gesloten
is). De weerstanden werken correct als na enkele minuten de temperatuur van de compressorcarter 10÷15°C hoger is dan de
ruimtetemperatuur.
LET OP: controleer of het gewicht van de leidingen niet op de machinestructuur drukt.
LET OP: Schakel nooit de stroomtoevoer via de hoofdschakelaar uit als u de unit tijdelijk stopt, deze handeling mag uit-
sluitend worden gebruikt om de unit van de stroomtoevoer af te sluiten in het geval van langdurige onderbrekingen (bijv.
seizoenstilstanden enz.). Bovendien worden, wanneer de stroomtoevoer ontbreekt, de weerstanden van de carter niet van
stroom voorzien, met als gevolg dat de compressoren kapot kunnen gaan bij de inschakeling van de unit.
LET OP: Verander de elektrische aansluitingen van het apparaat niet, anders vervalt de garantie onmiddellijk.
LET OP: De werking zomer/winter moet aan het begin van het betreffende seizoen worden geselecteerd. Frequente en plot-
selinge veranderingen van deze werking moeten worden vermeden om schade aan de compressoren te voorkomen.
LET OP: Overtuig u ervan dat de machine bij de eerste installatie en inwerkingstelling goed functioneert, zowel in warm als in
koud.
6.1 INSCHAKELING UNIT
Om de machine van stroom te voorzien, zet u de buitenste handgreep van de scheidingsschakelaar in de stand ON (aangegeven met "I").
Het display aan boord van de machine gaat alleen aan als de fasesequentie correct is (uit te voeren controle tijdens de eerste inwerkingstelling).
Wacht tussen een uitschakeling en de daarop volgende inschakeling minimaal 1 minuut.
7. AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER
Noteer de identificatiegegevens van de unit zodat u deze kunt verstrekken aan het servicecentrum in geval van een verzoek om interventie.
De op de machine aangebrachte identificatieplaat vermeldt de technische en prestatiegegevens van de apparatuur.
Vraag in geval van manipulatie, verwijdering of beschadiging ervan, een duplicaat aan bij de Technische Dienst.
De manipulatie, de verwijdering en de beschadiging van de identificatieplaat bemoeilijkt de installatie, het onderhoud en de
bestelling van reserveonderdelen.
Het is raadzaam om de interventies die op de unit worden uitgevoerd bij te houden, dit zal eventuele probleemoplossing vergemakkelijken.
In geval van storing of slechte werking handelt u als volgt:
• verifieer het soort alarm om door te geven aan het servicecentrum;
• wend u tot een erkend servicecentrum;
• indien het servicecentrum dit vraagt, schakel onmiddellijk de unit uit zonder het alarm te resetten;
• maak gebruik van originele reserveonderdelen.
28
i-32V5
Omkeerbare lucht/water warmtepompen met axiale ventilatoren