5.1.1.4
Ramelektrode M 18
De beide naalden van de ramelektrode moeten met de glijhamer
loodrecht op de vezelrichting tot de gewenste meetdiepte erin
worden geslagen. Om de kernvochtigheid te kunnen meten,
moeten de elektrodepunten 1/4 tot 1/3 in de totale houtdikte
dringen.
De naalden worden eveneens met de glijhamer eruit getrokken,
met de slagrichting omhoog. De zeskantmoeren moeten indien
mogelijk voorafgaand aan een meetserie met een sleutel of tang
worden aangehaald. Losse elektrodepunten breken gemakkelijk af.
Afbeelding 5-2: Ramelektrode M 18
Als houtsoorten met sterk verschillende vochtverdeling (bijv.
waternesten) moeten worden gemeten, adviseren wij het gebruik
van elektrodepunten met teflonisolatie, waarmee een zeer
nauwkeurige zone- en laagmeting kan worden uitgevoerd. Deze
zijn in sets van 10 stuks met een lengte van 45 mm
(bestelnr. 4450) resp. 60 mm (bestelnr. 4500) leverbaar.
Hydromette BL A plus
Let op:
De
elektrodepunten
helemaal
erin
Tussen
houtoppervlak
zeskantmoer moet een speling van
ca. 4 - 5 mm zijn. Dit geldt vooral bij
gebruik
van
teflonisolatie.
Gebruiksaanwijzingen
mogen
worden
geslagen.
punten
niet
en
met
27