Gebruiksaanwijzingen
5.1.1.2
Oppervlaktemeetkappen
Oppervlaktemetingen dienen alleen bij een houtvochtigheid van
minder dan 30 % te worden uitgevoerd. Voor oppervlaktemetingen
van reeds bewerkte werkstukken of voor de meting van fineer
moeten de beide zeskantmoeren van de elektrode M 20 worden
afgeschroefd
vervangen. Voor de meting moeten de beide contactvlakken
loodrecht op de vezelrichting op het te meten werkstuk of op het
fineer worden gedrukt. Omdat de meetdiepte ca. 3 mm is, moeten
voor de meting meerdere fineerlagen op elkaar worden gelegd.
Niet op metalen ondergronden meten! Bij de meting in fineerstapels
moet men erop letten dat voor het blootleggen van de meetplaats
het fineer wordt opgetild en niet over de reststapel wordt
getrokken (wrijving vermijden: elektrostatische oplading!). Op
het meetvlak vastzittende houtdeeltjes moeten regelmatig worden
verwijderd. Als de elastische kunststof-meetwaardeopnemers
beschadigd zijn, kunnen deze worden nabesteld (nr. 4316) en met
een normaal in de handel verkrijgbare secondelijm op cyanaatbasis
worden vastgelijmd.
5.1.1.3
Insteek-elektrodepaar M 20-HW 200/300
Worden de zeskantmoeren met standaard elektrodepunten voor de
elektrode M 20 gebruikt, dan kunnen deze door de elektrodepunten
M
20-HW
worden
vastgedraaid!
Voor metingen in spaanders en houtwol is het handig het te meten
materiaal iets te verdichten. Zaagspaanders dienen daarvoor met
een gewicht van ca. 5 kg te worden belast (samengeperst). Bij
houtwolballen is geen compressie noodzakelijk.
26
en
door
oppervlaktemeetkappen
vervangen.
Deze
moet
Hydromette BL A plus
te
worden
goed
worden