TTI-informatie instellen
Registreer de naam (interne faxnaam), het faxnummer en de lokale fax-ID, die afgedrukt worden in het TTI-gebied
(Transmit Terminal Identification).
Door de TTI-gegevens te registreren kan de ontvanger gemakkelijk achterhalen waar de fax vandaan kwam.
Interne faxnaam registreren
Registreer de interne faxnaam, die afgedrukt wordt als TTI-informatie (Transmit Terminal Identification).
OPMERKING:
Om de invoer te wijzigen volgt u dezelfde procedure.
Interne naam fax: B b
*
Lokale faxinformatie invoeren
Registreer de lokale faxinformatie (lokaal faxnummer/ID), die afgedrukt wordt als TTI-informatie (Transmit Terminal
Identification). De lokale faxinformatie wordt gebruikt voor verzendbeperkingen.
1
2
3
4
5
6
7
8
S
OPMERKING:
ABC
karakters, raadpleeg Invoermethode voor karakters in
[
Tekst
]
Appendix-2.
9
1
2
3
4
5
2-4
Druk op de toets Systeemmenu/Tellers.
Druk op de toets of om [FAX] te selecteren.
Druk op de toets OK.
Druk op de toets of om [Verzending] te selecteren.
Druk op de toets OK.
Druk op de toets of om [Interne naam fax] te
selecteren.
Druk op de toets OK.
Voer de Interne naam fax in die u wilt registreren. Er
kunnen maximaal 32 karakters ingevoerd worden.
Voor informatie over het invoeren van
Druk op de toets OK.
Druk op de toets Systeemmenu/Tellers.
Druk op de toets of om [FAX] te selecteren.
Druk op de toets OK.
Druk op de toets of om [Verzending] te selecteren.
Druk op de toets OK.
Als u het lokale faxnummer registreert, ga dan naar de
volgende stap. Als u de lokale fax-ID registreert, ga dan
naar stap 10.
Voorbereiding voor het gebruik