van de hefarmen. Herhaal aan de linkerkant. Zorg
ervoor dat de maaihoogtestang aan de rechterkant
er niet uitvalt (Figuur 19).
4. Monteer de kragen op de maaihoogtestangen en
bevestig ze met de gaffelpennen en R-pennen
(Figuur 19). Zorg ervoor dat de kop van de gaffelpen
naar de voorkant van het maaidek is gericht.
Het maaidek van de
tractie-eenheid verwijderen
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak,
breng het maaidek omhoog, zet de hefhendel in de
zweefstand, zet de motor af en stel de parkeerrem
in werking.
2. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de
maaihoogtestang is bevestigd aan de achterkant
van het maaidek (Figuur 20). Verwijder de
maaihoogtekragen.
2
1
Figuur 20
1. Maaihoogtestang
2. Maaihoogtekraag
3. Draai het contactsleuteltje op aan en laat het maaidek
op de grond zakken. Laat de hefschakelaar in de
zweefstand staan.
Opmerking: Zorg ervoor dat de motor niet draait.
4. Verwijder de R-pen en gaffelpen waarmee de
hefarmen aan de beugels van de zwenkwielarm zijn
bevestigd (Figuur 21).
3
g017957
3. R-pen en gaffelpen
1
2
3
1. Hefarm
2. Gaffelpen
5. Verwijder de kappen van de hydraulische motor
en verwijder de bouten. Neem vervolgens de
hydraulische motor van het maaidek. (Figuur 22).
1
g017959
6. Til de hefarmen op, vergrendel ze in deze stand
en rol de maai-eenheid weg van de tractie-eenheid.
Draai het contactsleuteltje op uit.
GEVAAR
Schakel de aandrijving van de maai-eenheid
niet in terwijl de hydraulische motor van de
maai-eenheid is losgekoppeld.
Het maaidek aan de
tractie-eenheid koppelen
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak en
zet de motor af. Laat het contactsleuteltje op aan
staan.
20
4
Figuur 21
3. R-pen
4. Beugel van zwenkwielarm
2
3
Figuur 22
g017958