Waarschuwing
Als het mes gaat slijten, kan er een groef ontstaan
tussen de wiek en het platte deel van het mes
(Fig. 27–C). Uiteindelijk kan dan een stuk van het
mes afbreken en van onder de maaikast worden
weggeslingerd waardoor de bestuurder of een
omstander ernstig letsel kan oplopen.
• Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
• Vervang altijd een versleten of beschadigd mes
door een nieuw Toro-mes om er zeker van te zijn
dat de veiligheidcertificatie van het product
gehandhaafd blijft.
3. Controleer de snijranden van alle messen. Als de
snijranden niet scherp zijn of bramen vertonen, moeten
ze worden geslepen. Gebruik een vijl om de bovenkant
van het mes te slijpen en de oorspronkelijke snijhoek te
behouden en ervoor te zorgen dat het mes scherp blijft
(Fig. 28). Het mes zal in balans blijven als dezelfde
hoeveelheid metaal aan beide snijranden wordt
weggehaald.
UITSLUITEND
ONDER DEZE
HOEK SLIJPEN
AANZICHT VAN
HET UITEINDE
Figuur 28
Opmerking: Verwijder de messen en slijp ze op een
slijpmachine; zie Maaimes verwijderen, blz. 22, stappen 1
en 2. Nadat de snijranden zijn geslepen, monteert u het mes
met de anti-scalpeercup en de mesbout. De wiek van mes
moet zich aan de bovenkant van het mes bevinden. Draai de
mesbout vast met een torsie van 115–149 Nm.
Ongelijke meshoogte
corrigeren
Als een maaimes lager maait dan het andere, moet u dit als
volgt corrigeren:
1. Laat het maaidek neer op een horizontaal vlak, stel de
parkeerrem in werking, zet het tractiepedaal in de
neutraalstand en schakel de aftakas uit. Zet daarna de
motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact en
maak de bougiekabels los van de bougies. Controleer of
alle banden dezelfde spanning hebben.
2. Zet de maaihoogte op 102 mm; zie De maaihoogte
instellen, blz. 15.
3. Draai de messen totdat de randen van de messen op één
lijn staan ten opzichte van elkaar. De afstand tussen de
randen van messen die zich naast elkaar bevinden, mag
niet meer dan 3 mm zijn. Als die afstand meer dan
3 mm is, gaat u verder met stap 10 en plaatst u
afstandsringen tussen het spilhuis en de onderkant van
het maaidek.
4. Controleer of de voorste maaihoogtepennen correct op
de stootkussens van het frame rusten. Als dit niet het
geval is, moet u een of meerdere opvulstukken onder
het stootkussen plaatsen om dit hoger te zetten met het
oog op een goede uitlijning.
5. Zet alle 3 messen in positie "A" (Fig. 29) en meet de
afstand tussen het horizontale oppervlak en de
onderkant van de rand van elk mes (Fig. 30).
B
A
A
C
Figuur 29
6. Noteer de afstand die bij "A" is gemeten, draai de
messen op positie "B" (Fig. 29), meet de afstand tussen
alle messen en het horizontale oppervlak en noteer deze
afstanden (Fig. 30).
AFSTAND TUSSEN
RAND VAN MES EN
HORIZONTAAL
OPPERVLAK
Figuur 30
7. Draai de messen op positie "C", meet de afstand en
noteer deze (Fig. 29 en 30).
8. Vergelijk de afstanden bij de verschillende posities. De
onderlinge afstand tussen twee maaimessen die zich
naast elkaar bevinden, mag niet meer dan 6 mm zijn.
Het verschil tussen de afstanden van alle 3 messen mag
niet meer zijn dan 10 mm. Als het verschil groter is dan
is toegestaan volgens de specificatie, gaat u verder met
stap 9.
23
B
B
C
A
C