NL
6.6 Wasmiddel toevoegen
1.
Verwijder de wasmiddellade (Afb. 6.6-1).
2a. Met de "Intelligente dosering" functie:
▶ Open de kleppen van de "Intelligente dosering"
compartimenten (Afb. 6.6-2).
▶ Vul de vereiste vloeibare chemische stoffen in de
overeenstemmende compartimenten. U mag de
MAX-markering niet overschrijden.
▶ Sluit de kleppen.
Opmerking: "Intelligente dose-
ring"
De Intelligente dosering functie is de standaardin-
stelling voor alle programma's en moet worden
uitgeschakeld als u waspoeder gebruikt.
2b. Handmatige dosering
▶ Voer het vereiste poeder wasmiddel in comparti-
ment 2.
▶ Schakel de "Intelligente dosering" functie uit als.
3.
Duw de lade zachtjes in.
Opmerking: Wasmiddellade
▶ Verwijder waspoeder voor de volgende wascyclus uit de wasmiddellade.
▶ Voeg nooit te veel wasmiddel toe als u de "Intelligente dosering functie gebruikt.
▶ Volg de instructie op de verpakking van het wasmiddel.
▶ Vul het waspoeder altijd bij net voor het begin van de wascyclus.
▶ U mag geen verschillende vloeibare wasmiddelen combineren. Als u verandert van
vloeibaar wasmiddel (type, fabrikant, etc.) moet u de dispenser volledig leegmaken
en reinigen.
▶ Om uitdroging te vermijden, mag u de kleppen van het "Intelligente dosering" vak niet
langdurig openlaten.
▶ Als het wasmiddel handmatig wordt gedoseerd, mag u geen bijkomend wasmiddel in
het "Intelligent dosering" vak voeren (schakel de "Intelligente dosering" functie "uit");
dit voorkomt overdosering en schuimvorming.
6.7 Het apparaat inschakelen
Druk op de „Aan-uit" knop om het apparaat in te scha-
kelen (Afb. 6.7). Het scherm licht op.
6.8 Selecteer een programma
Voor een optimaal wasresultaat selecteert u een pro-
gramma dat past bij de graad van vervuiling en het type
wasgoed.
Draai aan de programmaknop (Afb. 6.8) om het correcte
programma te selecteren. Het relevante LED-lampje licht
op en de standaardinstellingen worden weergegeven.
6-Dagelijks gebruik
6.8
6,6-1
6.6-2
6.7
19