Deel 7 Stilstanden
7.4 NOODSTILSTAND
7.4.a
Indien in een noodtoestand een van de Stop/Nood
drukknoppen werd ingedrukt Q3 - P6 moet de volgende
procedure gevolgd worden.
7.4.b
Spoor de oorzaak op die leidde tot de noodstilstand.
7.4.c
Bepaal of:
a - het al dan niet nodig is de Hoogwerker in Energiestaat
Nul te zetten.
b - een reparatie mogelijk is.
c - of de Technische Service moet opgeroepen worden.
7.4.d
Eens de oorzaak werd geëlimineerd, die leidde tot de
noodstilstand, moeten de Stop/Nooddrukknoppen Q3 - P6
gereset worden en kan vervolgens de Hoogwerker
opnieuw gestart worden, zoals beschreven in het deel 6
"Gebruik".
7.4.e
De noodstilstand is voltooid.
7.5 NOODDALING
7.5.a
Let op gevaar voor verplettering
Gedurende de volgende handelingen moet de bediener
controleren of er in de gevaarlijke zone
(manoeuvreerzone, een straal van 2 m, zone waar de
Hoogwerker daalt) geen blootgestelde personen aanwezig
zijn en geen obstakels op de koffer aanwezig zijn (ruimte
waarop de korf daalt).
7.5.b
De nooddaling kan op twee wijzen uitgevoerd worden:
a - door de hendel voor de manuele nooddaling te
activeren.
b - middels de drukknop op het besturingspaneel
a - Door de hendel voor de manuele nooddaling te
activeren. Het is voldoende de hendel te trekken. Op
deze wijze zal de werkbak langzaam naar beneden gaan.
- Als de daalfase is voltooid, kan de hendel gelost worden.
b - Middels de drukknop Q6 van het besturingspaneel.
Zet de sleutelschakelaar Q2 naar rechts
- Druk op de drukknop Q6 om de werkbak te doen dalen.
7.5.c
Handel vervolgens zoals beschreven in punt 7.4
Q6
Noodstilstand.
Q2
7.5.d
De procedure uit te voeren bij een noodstilstand is
voltooid.
04-2020 Rev.01
7.54
05 -2015 Rev.1