7. MONTAGE ZIJSTEUNEN
Voor het type met zijsteunen zoals beschreven in deze instructies, is
een zijsteun inclusief verdraaivoorziening vereist op elke staander van
het standelement om de stabiliteit te garanderen.
Basisverlengingen, zoals zijsteunen, moeten in het algemeen altijd
vóór het beklimmen aan de steiger worden bevestigd om te voorko-
men dat de constructie omvalt.
Bij montage wordt de eerste halve koppeling op de staande buis van
het standelement geplaatst (nog niet vastdraaien) zodat de steun
maximaal uitsteekt op een trede, de vloer voor de trap of een trapover-
loop. Nadat de halve koppeling is gepositioneerd, wordt de telescoop-
buis tot de gewenste lengte uitgetrokken door de borgclip tijdelijk te
verwijderen en weer met de borgclip vastgezet in een overeenkomstig
gat. Door de gepositioneerde halve koppeling op de staande buis te
verplaatsen, wordt de zijsteun nu in de juiste positie gebracht zodat de
rubberen voet aan het uiteinde van de steun stevig op de grond staat.
Nu kan de dwarsbuis van de steun met de tweede halve koppelingen
aan de staande buis worden bevestigd.
Let op dat de rubberen voet altijd in contact staat met de grond om de
beoogde steun te verzekeren.
Na het uitlijnen van de steunen worden alle halve koppelingen met de
wartel vastgedraaid. De zijsteun wordt dan met de verdraaibeveiliging
tegen onbedoeld verdraaien beveiligd.
De positie of de hoek moet afhankelijk van de trap altijd op een
maximale afmeting worden ingesteld - vanaf een trapbreedte
van 2,90 m moeten de steunen in het algemeen op 45 °
worden ingesteld aan de lange zijde van de steiger.
20 20
Het is essentieel om ervoor te zorgen dat de rubberen voet van de
steun altijd stevig contact met de grond heeft en niet op een rand
staat, om te voorkomen dat deze onbedoeld wegglijdt. Als dit niet kan
worden gegarandeerd, moet een voldoende stabiele en drukverde-
lende onderstopping worden gecreëerd.