Zittende personen:
De aanwezigheidsmelder reageert zeer gevoelig op uiterst
geringe bewegingen. De gegevens hebben betrekking op
bewegingen op tafelhoogte (ca. 0,8 m).
Bewegende personen:
Vanaf een montagehoogte boven 3 m wordt de grootte van
en de afstand tussen de actieve en passieve zones groter.
Voor een duidelijke detectie zijn sterkere bewegingen
noodzakelijk.
zittende personen
bewegende personen
Detectiegebied standaard
Montage-
zittende personen
hoogte
2,0 m
9 m
3,0 m x 3,0 m
2
2,5 m
16 m
4,0 m x 4,0 m
2
3,0 m
20 m
4,5 m x 4,5 m
2
3,5 m
-
Detectiegebied beperkt
Montage-
zittende personen
hoogte
2,0 m
4,0 m
2,0m x 2,0m
2
2,5 m
6,3 m
2,5 m x 2,5 m
2
3,0 m
9,0 m
3,0 m x 3,0 m
2
3,5 m
-
Door handmatig verplaatsen van de lens kan een detectie-
bereik afhankelijk van de montagehoogte binnen een bereik
van 0,5 tot 1 meter worden verschoven in de richting van het
raam of naar binnen.
Lichtsterktemeting
De aanwezigheidsmelder meet met behulp van drie gerichte
lichtmetingen het kunstmatige licht en het daglicht. De mid-
delste lichtmeting meet de lichtsterkte direct onder de melder
(A), terwijl de beide andere lichtmetingen de lichtsterkte in de
buurt van het raam (B) resp. binnen (C) meten. De montage-
plaats wordt gebruikt als referentie van het verlichtingsniveau.
De lichtsterktemeting kan met de ruimtecorrectiefactor op de
ruimtelijke omstandigheden worden aangepast.
o
bewegende personen
20 m
4,5 m x 4,5 m ± 0,5 m
2
36 m
6,0 m x 6,0 m ± 0,5 m
2
49 m
7,0 m x 7,0 m ± 1,0 m
2
64 m
8,0 m x 8,0 m ± 1,0 m
2
bewegende personen
4,4 m
2,1 m x 2,1 m ± 0,5 m
2
9,0 m
3,0 m x 3,0 m ± 0,5 m
2
14,4 m
3,8 m x 3,8 m ± 1,0 m
2
22,1 m
4,7 m x 4,7 m ± 1,0 m
2
Wij raden het gebruik van de volgende lichtmetingen aan:
•
Schakelen of constante lichtregeling 1-kanaals: gebruik
van de middelste lichtmeting.
•
Schakelen of constante lichtregeling 2-kanaals: alleen de
beide lichtmetingen raam resp. binnen zijn beschikbaar.
Schakelen
Door het direct richten van het licht wordt de lichtmeting
beïnvloed. De plaatsing van staande lampen of verlaagde
verlichting direct onder de melder moet worden vermeden.
Constante lichtregeling
De melder moet zo worden geplaatst dat deze alleen kunst-
matig licht detecteert dat hij zelf regelt. Kunstmatig licht dat
door andere melders wordt geregeld of handmatig gescha-
kelde werkverlichting beïnvloeden de lichtsterktemeting van
de melder. Direct kunstmatig licht op de melder moet worden
vermeden.
Geschikte lampen
De aanwezigheidsmelder is geschikt voor fluorescentielam-
pen, compacte tl-lampen, halogeen-, gloeilampen en leds.
6. Montage
Plafondinbouw
Inbouw in holle plafonds met een dikte van 0,5 mm t/m 3 cm.
De boordiameter voor de plafondopening is 68 mm. KNX-
kabel aansluiten (a). Veren omhoogklappen en melder in het
plafond monteren (b). Op uitrichting raam/naar binnen letten
(c). Montagebeveiliging verwijderen (d). Indien nodig het
detectiebereik uitlijnen door 12° naar rechts (I) of links (II) te
kantelen (e). Meegeleverd afdekraam inklikken (f).
3