De sonde zoeken
Vele SeeSnake-camerahaspels hebben een geïntegreer-
de sonde die u kunt gebruiken voor het bepalen van een
punt van belang in de buis� De sonde bevindt zich in de
veer en is gemonteerd tussen het uiteinde van de duw-
kabel en de camera� De sonde zendt een lokaliseerbaar
signaal van 512 Hz uit dat kan worden gedetecteerd door
ontvangers, zoals de RIDGID SeekTech SR-20, SR-24,
SR-60, Scout
of NaviTrack
™
Druk op de sondetoets
kelen� Wanneer de sonde is ingeschakeld, brandt het
LED-lampje bij de toets en het sondepictogram
weergegeven� Het sondesignaal van 512 Hz kan inter-
ferentielijnen veroorzaken die zichtbaar kunnen zijn op
vastgelegde media�
Voor plaatsbepaling van de sonde volgt u deze stappen:
1� Schakel de ontvanger in en stel het in op de sonde-
modus�
2� Zoek de algemene richting van de sonde zodat u de
richting van de buis kent:
• Schakel de sonde in en duw de duwkabel niet
verder dan 5 m [15 ft] in de buis�
• Tast met de ontvanger de horizon af in een lich-
te boog�
3� De signaalsterkte is het grootst waar de ontvanger
de sonde detecteert�
U kunt de sonde instellen om standaard altijd in- of uitge-
schakeld te zijn� Ga in het menu naar het tabblad Haspel-
opties
en benadruk Sonde standaard� Druk op de se-
lectietoets
om aan en uit te schakelen�
NB: zie de handleiding voor het ontvangermodel dat u
gebruikt voor aanvullende instructies voor plaatsbepa-
ling van de sonde.
II�
®
om de sonde in en uit te scha-
wordt
Leidingtracering met de duwkabel
U kunt de plaats van het pad van een buis bepalen door
leidingtracering van de duwkabel� Dit is vooral nuttig bij de
inspectie van niet-metalen of niet-geleidende buizen� Voer
leidingtracering van de duwkabel uit door gebruik van een
zender voor het induceren van stroom op de duwkabel�
Voor de beste resultaten gebruikt u frequenties van
33 kHz en hoger�
NB: de CS65 moet worden ingeschakeld en aangesloten
op een SeeSnake-camerahaspel en zender voor leiding-
tracering van de duwkabel.
Om een leiding te traceren met de duwkabel doet u het
volgende:
1� Duw de aardstang van de zender in de grond en be-
vestig hierop één van de draadklemmen van de zen-
der�
2� Klem de andere draadklem op de klembare terminal
voor de zender op de achterkant van de CS65�
3� Schakel de zender in en stel uw gewenste frequentie
in� Schakel de ontvanger in en stel het in op dezelfde
frequentie als de zender�
4� Traceer de leiding�
NB: zie de handleidingen voor de zender- en ontvanger-
modellen die u gebruikt voor aanvullende instructies be-
treffende leidingtracering.
CS65 – Nederlands – 27