7.1 Controlelijst voor inbedrijfstelling
Inbedrijfstellingsprocedure CHLORIN‐
SITU
®
IIa
Tab. 2: Controlelijst voor inbedrijfstelling, Chlorinsitu
Nr.
Werkstap
1
Controleer voordat u met de inbedrijfstelling begint, of alle voorbereidingen correct zijn afge‐
sloten.
2
Controleer of de soletank voldoende is gevuld met het voorgeschreven zout.
3
Open het watertoevoerventiel naar uw installatie.
4
Wanneer u niet zeker weet of de waterhardheid beneden 30 °dH ligt: Controleer de hardheid
van het toevoerwater met de testset.
5
Controleer de hardheid van het ontharde water. De hardheid moet < 0,1°dH zijn.
6
Schakel de hoofdschakelaar, resp. de noodstopschakelaar in.
7
Controleer de watertoevoer op voldoende druk (ca. 2 bar achter het terugslagventiel).
Wanneer de druk meer bedraagt dan 6 bar, moet een drukreduceerventiel worden geïnstal‐
leerd.
8
Controleer of de soletank wordt gevuld met onthard water.
9
Controleer of de toevoer naar de soletank door de niveauschakelaar wordt gestopt.
10
Ontlucht de sole-doseerpomp (bellen in de slang?) en controleer of de pomp doorpompt tot het
setpoint.
11
Optie: Controleer de modem- of internetverbinding, indien beschikbaar.
12
Druk in het menu
13
Start de productie met de toets
14
Controleer de werking van de installatie.
Wanneer alarmen optreden - zie hfst. "Storing - Fouten"
Na 2 productie-uren:
15
Controleer het chloorgehalte van het product via een thiosulfaat-titratie (bestelnr. Chemisch
middel 17110946, van den Heuvel Watertechnologie bv).
Na 1 week
16
Controleer 1 week lang dagelijks of de waterhardheid <0,1 °dH ligt.
Veiligheidsbril dragen.
Veiligheidshandschoenen dragen.
„SERVICE" bij „Cel handmatig vullen" op knop [Aan] .
[START/STOP] .
IIa
®
Inbedrijfstelling
OK
29