Installeren en montage
5.2 Montage en installatie van de CHLORINSITU
18
®
Kwalificatie gebruiker, mechanische/hydraulische montage:
n
geschoolde vakman, zie
gebruiker" op pagina 8
Kwalificatie gebruiker, elektrisch installeren: elektromonteur,
n
zie
Ä Hoofdstuk 1.3 „Kwalificatie van gebruiker" op pagina 8
1.
Controleer of de montagelocatie voldoet aan de eisen m.b.t.
temperatuur, veiligheid, ruimte, vochtigheid, etc.
Specificaties voor de montagelocatie
Op de montagelocatie moet bij voorkeur
worden voldaan aan de volgende voor‐
waarden:
–
Een droge zone, waarbij het niet noodza‐
kelijk is dat het een aparte ruimte is.
Een zone die kan worden afgesloten,
–
zodat alleen bevoegde medewerkers toe‐
gang hebben.
Een omgevingstemperatuur van 10 ... 40
–
°C, anders moet een klimaatbeheersings‐
systeem worden geïnstalleerd.
Het moet mogelijk zijn een rioolaanslui‐
–
ting en een ontluchtingsleiding te mon‐
teren.
Voor het waarborgen van een correcte mon‐
tage kan ook een eigen montagetekening
met de juiste afmetingen worden gemaakt.
Zone en positie voor de montage worden op
basis van de geleverde tekeningen bepaald.
Een montagetekening voor de Chlorinsitu
IIa vindt u aan het einde van het hoofdstuk.
2.
Het gebied vrijmaken waar de installatie moet worden geïn‐
stalleerd.
Controleer of in de buurt van de installatie
geen hindernissen zijn.
Zorg voor onderhoudsdoeleinden voor en
naast de installatiekast voor een vrije ruimte
van minimaal 75 cm.
Zorg dat er voor de pekeltank en het optio‐
nele productreservoir een vrije ruimte van
circa 75 cm is.
3.
Verwijder de verpakking van de installatie.
4.
Controleer of de installatie transportschade en/of andere
schade heeft. Controleer de leveringsomvang op volledig‐
heid.
5.
Het transportbeveiligingsmateriaal van de transportkist ver‐
wijderen.
6.
Til de installatiekast op de montageplaats.
7.
Controleer of de installatie correct is opgesteld en waterpas
staat. Afwijking van de loodlijn max. 4 mm per 100 cm.
8.
Verwijder de transportbeveiligingen van de ontharder en het
productreservoir.
IIa
Ä Hoofdstuk 1.3 „Kwalificatie van
®