5.13 Afstellen toestel
Het toestel dient zo afgesteld te worden dat het goed functioneert in combinatie met het afvoersysteem. Daartoe
wordt eventueel een restrictieschuif versteld of verwijderd en luchtinlaatgeleider geplaatst. De voorwaarden voor
toepassing met geveldoorvoer en dakdoorvoer staan vermeld in Bijlage 2, Tabellen 4, 5 en 6.
Dit toestel is geschikt voor Powervent®. Voor meer informatie zie de installatiehandleiding van de Powervent®.
5.13.1 Restrictieschuif (R)
De restrictieschuif (R) is af fabriek gemonteerd. Stel deze indien nodig anders in of verwijder de
restrictieshuif (zie Bijlage 3, Afb. 9).
Volg de onderstaande stappen voor het instellen van de restrictieschuif:
Ø
Schroef de parkers (S) van de plaat (T) bovenin het toestel uit.
Ø
Verwijder deze plaat.
Ø
Draai de 2 parkers (U) enkele slagen los.
Ø
Stel de stand van de restrictieschuif (R) in met behulp van situaties B t/m D in Bijlage 2, Tabel 6. De letter van de
stand op de restrictieschuif komt overeen met de letter van de situatie in Tabel 6.
Ø
Zorg ervoor dat de punt van de driehoek behorende bij de juiste stand en het midden van de parker exact in één
lijn liggen.
Ø
Draai de 2 parkers (U) vast.
Ø
Plaats de plaat (T) weer terug en zet deze vast met de parkers (T).
Volg de onderstaande stappen voor het verwijderen van de restrictieschuif:
Ø
Schroef de parkers (S) van de plaat (T) bovenin het toestel uit.
Ø
Verwijder deze plaat.
Ø
Draai de 2 parkers (U) uit het toestel.
Ø
Verwijder de restrictieschuif (R) .
Ø
Draai de 2 parkers (U) terug in het toestel.
• De parkers van de restrictieschuif moeten terug in het toestel zijn geplaatst.
!Let op
• Bewaar de restrictieschuif, deze is in de toekomst mogelijk nodig.
Ø
Plaats de plaat (T) weer terug en zet deze vast met de parkers (T).
5.13.2 Luchtinlaatgeleider (L)
De samengestelde luchtinlaatgeleider bestaat uit een luchtinlaatgeleider (L1); deze bevindt zich links en rechts
onder de plaat rondom de brander, de tweede luchtinlaatgeleider (L2) is los meegeleverd.
Ga voor het plaatsen van luchtinlaatgeleider (L2) als volgt te werk (zie Bijlage 3, afb. 10):
Ø
Draai de parkers uit de plaat rondom de brander (G en H) en neem deze uit het toestel.
Ø
Draai de parkers (K) van de luchtinlaatgeleider (L1) links en rechts uit.
Ø
Plaats de tweede luchtinlaatgeleider (L2) met de parkers (M) op luchtinlaatgeleider (L1) (2x).
Ø
Plaats de samengestelde luchtinlaatgeleider (L1 +L2) links en rechts terug in het toestel en zet deze vast met de
parkers.
Ø
Plaats de plaat rondom brander (G en H) terug in het toestel en zet deze vast met de parkers.
14
I N S T A LLA T I E H A N D L E I D I N G