Radion 8140 automatische sproeiercontrole
ALARMCONFIGURATIES
Code
Bericht / conditie
1
Geen stroomimpulsen
2
Lage vloeistofdruk
4
Kalibratiefout
Dichtheid niet gelijk aan water
5
(1 kg/l of 8.34 lb/gal)
Langzamer dan
6
minimumsnelheid
7
Druk gebaseerd
8
Lage stroom
9
Tank bijna leeg
Doeldosering kan niet worden
10
bereikt
11
Werkelijke dosering te hoog
12
Minimale regeldruk
13
Maximale regeldruk
14
Druk te laag
15
Druk te hoog
16
Druk/stroom controle
19
Vloeistofdruk te laag
20
Vloeistofdruk te hoog
21
Geen snelheidssignaal
31
Werk niet mogelijk
34
Fout bij opslaan
36
CAN-snelheid ontbreekt
45
BoomPilot-eenheid reageert niet
BoomPilot-eenheid in
46
handmatige modus
47
Niet alle secties ingeschakeld
49
Outputfout sectieschakelaar
50
Outputfout hoofdschakelaar
51
Outputfout vulklep
52
Lage voedingsspanning
26
www.teejet.com
Mogelijke oplossing
Controleer stroomsensor in testmenu. Controleer onderdelen en
programmeerstappen die te maken hebben met stroom.
Controleer stroomsensor in testmenu. Controleer onderdelen en
programmeerstappen die te maken hebben met stroom.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben met
werktuig of proces dat de kalibratiefout registreert.
Selecteer Water als tankinhoud of wijzig het dichtheidsnummer van de
meststof. Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken
hebben met inhoud.
Verhoog de snelheid. Controleer onderdelen en programmeerstappen die
te maken hebben met snelheid.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben met
werktuig of proces dat een drukfout registreert.
Verhoog de snelheid. Controleer mondstukken of maak ze schoon.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben met
stroom.
Vul de tank bij. Controleer onderdelen en programmeerstappen die te
maken hebben met inhoud.
Selecteer een nieuwe doeldosering. Gebruik grotere mondstukken.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben
met doseringen.
Selecteer een lagere doeldosering. Controleer onderdelen en
programmeerstappen die te maken hebben met doseringen.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben
met druk.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben
met druk.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben
met druk.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben
met druk.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben
met stroom.
Controleer stroomsensor in testmenu. Controleer onderdelen en
programmeerstappen die te maken hebben met druk.
Controleer stroomsensor in testmenu. Controleer onderdelen en
programmeerstappen die te maken hebben met druk.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben
met snelheid.
Plaats of reset een USB-apparaat bij het opslaan op een USB-station.
Controleer GNSS-bron voor stroom/satellietontvangst. Indien er geen
GNSS-bron is, wijzig de snelheidsbron. Controleer onderdelen en
programmeerstappen die te maken hebben met snelheid.
Controleer de stroomvoorziening van de BoomPilot. Test de BoomPilot
in het testmenu.
Huidige bedieningsmodus is anders dan de standaardbediening. Als dit niet
gewenst is, wijzig dan in het testmenu de modus naar automatisch.
Huidige bedieningsmodus is anders dan de standaardbediening. Als dit niet
gewenst is, controleer dan of de sectieschakelaars naar boven wijzen (AAN).
Controleer secties in testmenu's. Configureer secties. Controleer onderdelen
en programmeerstappen die te maken hebben met stroomvoorziening.
Controleer onderdelen en programmeerstappen die te maken hebben
met secties.
Controleer of de hoofdschakelaar naar boven wijst (AAN). Controleer onderdelen
en programmeerstappen die te maken hebben met hoofdschakelaar.
Controleer vulklep in testmenu's. Controleer onderdelen en
programmeerstappen die te maken hebben met vulklep.
Controleer voedingsspanning onder Diagnostiek.
Consolepad
Instellingen->Diagnostiek->Testinputs (1)->
Stroomsensor
Instellingen->Machine->Werktuigparameters->
Vooraf ingesteld mondstuk (2) of Instellingen->
Machine->Kalibraties of Instellingen->
Diagnostiek->Testinputs (2)->Vloeistofdruksensor
Instellingen->Machine->Kalibraties - sensors
controleren
Bediening->Vullen (1) of Instellingen->Machine->
Vullen (1)
Instellingen->Machine->Bediening of Instellingen->
Machine->Kalibraties->Snelheidssensor werktuig
Instellingen->Diagnostiek->Testinputs of
Instellingen-> Machine->Werktuigparameters->
Vooraf ingesteld mondstuk (2)
Instellingen->Diagnostiek->Testinputs of
Instellingen-> Machine->Werktuigparameters->
Vooraf ingesteld mondstuk (2)
Bediening->Tank->Vullen (1) of Instellingen->
Machine-> Vullen (1) en (2) of Instellingen->
Machine-> Alarmen-> Minimum tankinhoud
Bediening->Doeldoseringen of Instellingen->
Taakparameters
Bediening->Doeldoseringen of Instellingen->
Taakparameters
Instellingen->Machine->Werktuigparameters->
Regelparameters
Instellingen->Machine->Werktuigparameters->
Regelparameters
Instellingen->Machine->Werktuigparameters->
Vooraf ingesteld mondstuk (2)
Instellingen->Machine->Werktuigparameters->
Vooraf ingesteld mondstuk (2)
Instellingen->Diagnostiek->Testinputs of
Instellingen-> Machine->Kalibraties
Instellingen->Machine->Werktuigparameters->
Vooraf ingesteld mondstuk (2) of Instellingen->
Machine->Kalibraties of Instellingen->
Diagnostiek->Testinputs (2)->Vloeistofdruksensor
Instellingen->Machine->Werktuigparameters->
Vooraf ingesteld mondstuk (2) of Instellingen->
Machine->Kalibraties
Instellingen->Machine->Kalibraties->
Snelheidssensor werktuig
Instellingen->Machine->Bediening-
>Snelheidsbron
Instellingen->Diagnostiek->Test BoomPilot
Instellingen->Diagnostiek->Test BoomPilot
Instellingen->Diagnostiek->Testoutputs (2) of
Instellingen-> Diagnostiek->Testinputs (3)->
Sectieschakelaars of Instellingen->Machine->
Werktuigparameters->Sectieconfiguratie
Instellingen->Diagnostiek->Testoutputs (2)
Instellingen->Diagnostiek->Testinputs
(3)->Hoofdschakelaar
Instellingen->Diagnostiek->Testoutputs
(2)->Vulklep
Instellingen->Diagnostiek->Voedingsspanning