I N STA L L ATIE H ANDL E ID IN G
Ø
Haal de beugel met het gasregelblok (B) van het toestel af en plaats deze parkers terug in het toestel.
Ø
Bevestig de beugel met het gasregelblok aan het binnenframe (A). Ga als volgt te werk:
•
Wikkel de kabels af. Hiermee wordt onder andere het slecht functioneren van de ontsteking voorkomen.
•
Rol de flexibele gasleiding(en) af.
•
Monteer de beugel met het gasregelblok aan het binnenframe (A). Het slotgat valt in inbusbout (C); het gat
aan de onderzijde valt over de kop van inbusbout (D).
•
Zet de beugel vast met inbusbout (C).
•
Vermijd knikken in de leidingen.
!Let op
•
Leg de kabels van de ionisatie- en de ontstekingspennen niet langs metalen delen, bedrading en andere
componenten.
Ø
Sluit de gasleiding met gaskraan aan (zie hoofdstuk 5.2).
Ø
Ontlucht de gasleiding.
!Tip
Als de gaskraan is dichtgedraaid, kan de beugel met het gasregelblok eenvoudig uitgenomen worden door de
klemkoppeling onder het gasregelblok los te draaien en inbusbout (C) enkele slagen los te draaien. De beugel met
het gasregelblok kan nu opgetild en naar voren uit het bedieningsluikje gehaald worden.
Ø
Sluit de 230 V netspanning met randaarde aan. Er worden verschillende types stekkeraansluitingen meegeleverd.
Het type stekker is afhankelijk van het land waarin u het toestel plaatst.
Ø
Plaats het typeplaatje in de daarvoor bestemde klem (G).
Ø
Bevestig het buitenframe met deurtje (E) aan het binnenframe met behulp van twee inbusbouten (D en F).
!Tip
Het buitenframe kan zo geplaatst worden, dat het deurtje links- of rechtsdraaiend is.
Sluit het bedieningsluikje altijd af met het slotje (H) i.v.m. de elektriciteitsaansluiting achter het luikje (230V).
!Let op
Het slotje kan worden bediend met een passend plat voorwerp.
5.8 Concentrisch systeem
5.8.1 Algemeen
Het toestel wordt aangesloten op een door DRU geleverd verbrandingsgasafvoer-/verbrandingsluchtoevoer-
systeem, hierna te noemen het concentrisch systeem. De diameter voor deze aansluiting is aangegeven in de
Bijlage 2, Tabel 2. De doorvoer naar buiten kan zowel met een geveldoorvoer (C11) als met een dakdoorvoer (C31)
worden gemaakt. Eventueel kan gebruik gemaakt worden van een bestaand schoorsteenkanaal
(zie paragraaf 5.8.4).
•
Gebruik uitsluitend het door DRU geleverde concentrische systeem. Dit systeem is samen met het toestel
!Let op
gekeurd. DRU kan de goede en veilige werking van andere systemen niet garanderen en accepteert hiervoor
geen verantwoordelijkheid, of aansprakelijkheid.
•
Gebruik voor het aansluiten op een schoorsteenkanaal een aansluitset, deze is leverbaar door DRU.
•
Het concentrische systeem van DRU is bestemd voor binnenshuis en mag dus niet buitenshuis gebruikt
worden, met uitzondering van delen die hiervoor bestemd zijn, zoals dak- en muurdoorvoeren.
Het concentrisch systeem wordt opgebouwd vanaf (de aansluitstomp van) het toestel.
Als door bouwkundige omstandigheden het concentrisch systeem eerst wordt geplaatst, kan het toestel later
eventueel met een telescopisch pijpstuk worden aangesloten.
9