3.9
Voordruk controleren
Op het gasregelblok bevindt zich een meetnippel waarmee de
voordruk gemeten kan worden, zie figuur 5. De voordruk moet
gemeten worden als het toestel in bedrijf is. De voordruk moet
binnen de volgende grenzen vallen:
-
aardgas:
minimaal 20 mbar
maximaal 30 mbar
-
propaan:
minimaal 42,5 mbar
maximaal 57,5 mbar
3.10
Branderdruk controleren
Op het gasregelblok bevindt zich een meetnippel waarmee de branderdruk gemeten kan worden, zie figuur 5.
Controleer de branderdruk op alle gasregelblokken. De branderdruk moet zijn:
aardgas: 13,0 mbar
propaan: 26,0 mbar
Moet de branderdruk gecorrigeerd worden verwijder dan de afdekschroef van de drukregelaar. Onder de afdekschroef
bevindt zich de instelschroef. Verdraai de instelschroef rechtsom om de branderdruk te verhogen en linksom om de
branderdruk te verlagen.
3.11
Aansteekbrander afstellen
Op het gasregelblok bevindt zich een stelschroef waarmee de aansteekbrander afgesteld kan worden, zie figuur 5.
1.
Zet de regelthermostaat laag.
2.
Haal de witte ionisatiekabel los van klem 13 op de branderautomaat.
3.
Zet de regelthermostaat hoog. De aansteekbrander wordt nu ontstoken. Doordat er nu geen vlamsignaal is komt
de hoofdbrander niet in bedrijf en blijft enkel de aansteekbrander gedurende de ontstekingsperiode van 50
seconden branden.
4.
Stel de aansteekbrander zodanig af dat deze net niet staat af te blazen. Door de stelschroef rechtsom te verdraaien
zal de aansteekbrander lager gaan branden. Indien de aansteekbrander nog niet is afgesteld binnen de
ontstekingsperiode, moet de branderautomaat worden gereset, waarna een nieuwe ontstekingsperiode begint.
5.
Zet de regelthermostaat laag.
6.
Zet de ionisatiekabel weer op klem 13 van de branderautomaat.
3.12
Temperatuurverhoging instellen
Deze paragraaf beschrijft een methode om het waterdebiet over de warmtewisselaar in te stellen indien men niet
beschikt over meetapparatuur waarmee een meting over de inregelafsluiter kan worden uitgevoerd. Het waterdebiet
kan ingeregeld worden door de temperatuurverhoging over de warmtewisselaar in te stellen:
1.
Zet de regelthermostaat laag.
2.
Aan de retour- en aanvoerzijde van de warmtewisselaar bevinden zich temperatuurmeters. Controleer de
aanwijzing van de beide temperatuurmeters, de aanwijzing moet gelijk zijn. Indien er een verschil is dan moet dit
verschil in de uitkomst van de temperatuurverhoging gecorrigeerd worden.
figuur 5: gasregelblok
10