Versnellingssysteem
6.1.4
Derailleursysteem controleren
f
Derailleursysteem regelmatig controleren om functie-
verlies en onnodige slijtage te voorkomen.
f
Zorgen dat de ketting, kettingbladen,
achtertandwielen en achterderailleur
onbeschadigd zijn.
f
Zorgen dat de ketting en achterderailleur
voldoende afstand hebben tot het achterwiel of
de spaken.
Zorgen dat de achterderailleur loodrecht op de
f
achtertandwielen staat en niet verbogen is.
f
Kettingspanning controleren: De ketting mag niet
doorhangen. Als u de achterderailleur voorzichtig
naar voren duwt (in de richting van de pedalen),
moet hij vanzelf weer in zijn oorspronkelijke stand
terugkeren als u hem loslaat.
f
Naar een dealer gaan om:
beschadigde of versleten onderdelen van de
f
derailleur te laten vervangen en de derailleur
vervolgens weer af te laten stellen.
f
de derailleur te laten controleren en, indien nodig,
af te laten stellen.
32
6.2
Naafversnelling
Het schakelmechanisme van een naafversnelling
werkt in de achternaaf (volgens het principe van een
"planetaire overbrenging"). Het achterwiel draait
afhankelijk van de ingestelde versnelling per omwen-
teling van het achtertandwiel meer of minder
omwentelingen dan het achtertandwiel zelf.
4
3
Abb.: 13 Overzicht van de naafversnelling
1.
Ketting / riem
2. Kettingblad /
Voorste riemschijf
OORSPRONKELIJKE GEBRUIKSAANWIJZING | ADVANCED | 01.2022 | 1002021-01
1
2
3. Achtertandwiel /
Achterste riemschijf
4. Achternaaf met
"planetaire overbrenging"