1.6 Wijzigingen en verbouwingen
Het apparaat mag niet eigenmachtig worden omgebouwd of gewijzigd. Er mogen uitsluitend
onderdelen worden aan- of ingebouwd die door de fabrikant zijn toegestaan.
Eigenmachtige verbouwingen of wijzigingen leiden tot het vervallen van de CE- conformiteit
van het apparaat, waardoor het apparaat niet verder meer in bedrijf mag zijn.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade, gevaar of letsel welke ontstaat door eigen-
machtige verbouwingen of wijzigingen, of door het niet-naleven van de voorschriften in deze
handleiding.
1.7 Werkwijze bij storingen en onregelmatigheden
Het apparaat mag uitsluitend in onberispelijke toestand in bedrijf zijn. Als het bedieningsper-
soneel onregelmatigheden, storingen of schade vaststelt, moet het apparaat onmiddellijk uit
bedrijf worden genomen, en moet de leidinggevende worden geïnformeerd.
Informatie over storingsoplossing is te vinden vanaf bladzijde 38.
1.8 Het apparaat uitschakelen bij noodgevallen
Druk de hoofdschakelaar op de
ControlCOCKPIT in (afb. 1) en trek de
voedingsstekker eruit. Hierdoor wordt het
apparaat op alle aansluitingen van het net
gescheiden.
Waarschuwing!
De oppervlakken van de binnenruimte en van het beladingsmateriaal
kunnen, afhankelijk van de bedrijfssoort, na het uitschakelen nog
zeer heet zijn. Bij aanraking is er gevaar voor verbrandingsletsel.
Draag hittebestendige veiligheidshandschoenen of laat het apparaat
na het uitschakelen eerst afkoelen.
D33346 | Stand 12/2019
afb. 1
Het apparaat met de hoofdschakelaar uit-
schakelen
Voor uw veiligheid
O
O
O
O N
O
O
ON
N
N
N
N
9