8 | Installatie en elektrische aansluiting
8.4
De elektrische aansluiting
u
Controleer en verzeker uzelf ervan dat de externe voeding
spanningsvrij is en maatregelen tegen het opnieuw inscha-
kelen zijn genomen.
u
Controleer en vervul alle voor de aansluiting noodzakelijke
eisen die eerder in deze handleiding zijn genoemd.
u
Haal de kabeldoorvoertules uit het meegeleverde materiaal.
u
Schuif de kabeldoorvoertule over de externe voeding.
AANWIJZING
Let erop dat de invoerhulp van de tule zich in de geïn-
stalleerde eindtoestand aan de achterkant van het laad-
station bevindt, positioneer deze echter nog niet in de
behuizingsdoorvoering.
u
Indien er ook een gegevensleiding moet worden aangeslo-
ten, gebruikt u de tweede meegeleverde kabeldoorvoerstule
en herhaalt u de eerder genoemde stap.
u
Verwijder de ommanteling van de externe voeding.
u
Bij het gebruik van een starre externe voeding buigt u de af-
zonderlijke leidingen, met inachtneming van de minimale
buigradii, dusdanig dat een aansluiting op de klemmen zon-
der grote mechanische belasting mogelijk wordt.
u
Verwijder de isolatie van de afzonderlijke leidingen overeen-
komstig de weergave. (Aanwijzing: vermijd beschadigingen
aan de geleider).
230 - 400 VAC
L3 L2 L1 N
L3/IN
L2/IN
18 mm
Afb. 8
IN
Aansluitingen van het netsnoer
OUT
Aansluitingen van de laadkabel
u
Sluit de afzonderlijke leidinguiteinden met behulp van de
sleufkopschroevendraaier (3,5 mm) aan op het linker klem-
blok met het opschrift "IN", overeenkomstig het voorbeeld
in de afbeelding (Afb. 8).
AANWIJZING
Let bij het aansluiten op de correcte aansluitingsvolgor-
de van een rechter draaiveld.
u
Steek hiervoor de schroevendraaier in de daarvoor bestem-
de bovenste opening van de veerontlasting van het klem-
blok en open daarmee de klemveer.
u
Steek nu de afzonderlijke leiding in de daarvoor bestemde
aansluitopening van het klemblok (onderste opening).
u
Trek vervolgens de schroevendraaier er weer uit en voer een
trekcontrole uit om er zeker van te zijn dat de afzonderlijke
leidingen correct en volledig vastgeklemd zijn en er geen
open koperplekken zichtbaar zijn.
12 / 24
IN
OUT
PE PE
N L1 L2 L3
L1/IN
N/IN
PE
PE
N/OUT L1/OUT L2/OUT L3/OUT
AANWIJZING
Bij meerdere laadstations op een gemeenschappelijk
hoofdenergievoorzieningspunt: risico op overbelasting.
Een faserotatie moet worden ingeschakeld en in de
aansluitconfiguratie worden aangepast aan het laadsta-
tion. Zie online configuratiehandleiding: https://webas-
to-charging.com/documentation.
u
Steek de dataleiding in de daarvoor bestemde aansluiting in
het aansluitgedeelte. Zie hoofdstuk 3.2.4, "Besturingsleiding
(Control Pilot)" op pagina 6 en Afb. 3.
u
Verwijder eventuele verontreinigingen zoals isolatieresten in
het aansluitgedeelte.
u
Controleer opnieuw of alle leidingen vastzitten in de betref-
fende klem.
u
Positioneer nu de kabeldoorvoertule in de behuizingsdoor-
voering.
AANWIJZING
Let erop dat er geen luchtspleten ontstaan tussen de
behuizing en de doorvoertule.
8.4.1
De elektrische aansluiting in gedeeld (splitphase)
elektriciteitsnet
Aansluitconfiguratie:
Elektriciteitsnet-leiding
L1
L2
DIP-schakelaar configuratie: D6 = 0 (OFF)
AANWIJZING
Met deze aansluitconfiguratie is geen begrenzing van
asymmetrische belasting gedefinieerd.
AANWIJZING
Netsnoer: tussen L1 en L2 mag maximaal 230V aanwe-
zig zijn.
Klemblok
L1
Neutraal
5111232A OI-II Webasto Next