Een bewerkte afbeelding
afdrukken
1
Druk op PRINT.
De aanduiding van het aantal afdrukken
wordt weergegeven.
2
Stel de afdrukhoeveelheid in.
• U kunt de afdrukhoeveelheid steeds met
één laten toenemen door herhaaldelijk
op f te drukken.
• U kunt het aantal afdrukken steeds met
één laten afnemen door herhaaldelijk
kort op F te drukken.
• U kunt het aantal afdrukken weer
terugzetten op 1 door gedurende langer
dan 2 seconden op F te drukken.
3
Druk op PRINT.
Een bewerkte afbeelding
opslaan
1
Selecteer
(Opslaan) en druk
daarna op ENTER.
Het dialoogvenster dat wordt gebruikt om
de bestemmingsmap op te geven, wordt
weergegeven.
2
Selecteer de bestemming waar u de
afbeelding wilt opslaan.
Druk op f/F om "Memory Stick",
"CompactFlash", "SD-kaart", "xD-Picture
Card" or "Extern apparaat" te selecteren
en druk op ENTER.
Tip
Wanneer u "Extern apparaat" selecteert, wordt
mogelijk een dialoogvenster voor het selecteren
van een station weergegeven. Volg de
instructies voor het selecteren van een
bestemmingsstation.
Het dialoogvenster voor het instellen van
een datum wordt weergegeven. U kunt de
ingestelde datum bij de afbeelding
opslaan.
3
Stel de datum in.
Druk daarna op ENTER.Druk op g/G om
een item te selecteren (dag, maand, en
jaar), en druk op f/F om het getall te
selecteren, druk dan op ENTER.
De bewerkte afbeelding via het menu
Bewerken of Creatief afdrukken wordt als
een nieuwe afbeelding opgeslagen. Een
dialoogvenster voor het specificeren van
het nieuwe afbeeldingsnummer
(mapnummer-bestandsnummer) wordt
weergegeven.
Tip
De oorspronkelijke afbeelding wordt niet
overschreven.
4
Druk op ENTER.
Opmerkingen
• Zet de printer niet uit, verwijder de geheugenkaart
niet uit de printer óf koppel het externe apparaat
niet los van de printer, wanneer de afbeelding
wordt opgeslagen. De printer, de geheugenkaart,
de USB-kaart of het externe apparaat kan
beschadigd raken of de gegevens kunnen verloren
gaan.
• U kunt ingebouwde opnamen niet opslaan.
NL
25