GEBRUIK VAN DE MAAIMACHINE
Type brandstof
Koop niet meer brandstof dan u in 30 dagen kunt opmaken.
De brandstof dient aan deze voorwaarden te voldoen:
•
Loodvrije, normale schone benzine.
•
Minimaal 87 octaan / 87 AKI (91 RON).
•
Benzine met ten hoogste 10% ethanol is aanvaardbaar.
OPGELET: Gebruik geen brandstoffen die niet zijn goedgekeurd,
zoals E15 en E85. Meng geen olie met de brandstof en pas de
motor niet aan om op alternatieve brandstoffen te lopen. Het
gebruik van brandstoffen die niet zijn goedgekeurd veroorzaakt
schade aan de motoronderdelen en doen de garantie op de motor
teniet.
Om het brandstofsysteem tegen harsachtige afzettingen te beschermen,
kunt u de brandstof met een brandstofstabilisator mengen. Niet alle
brandstoffen zijn gelijk. Indien er startproblemen optreden of de
prestaties minder worden, kunt u van brandstofleverancier of van
merk brandstof veranderen. De motor is gecertificeerd om op benzine
te werken.
Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis zodat de
brandstof kan uitzetten. De tank niet te vol vullen.
(Zie fig. 7)
Fig. 8
Fig. 7
Bedieningsorganen
Probeer alle bedieningsbeugels een paar keer en controleer of de kabels
onbelemmerd kunnen bewegen. Controleer of de motorstopbeugel
onbelemmerd kan terugkeren naar zijn rustpositie als u deze loslaat.
(Zie fig. 8)
Starten – Stap 1
De hulpstart gebruiken (1).
U moet vijf maal met telkens een onderbreking van twee seconden
op de hulpstart (1) drukken voor extra brandstof om de maaimachine
voor de eerste keer na montage te starten. (Zie fig. 9)
Bij normaal gebruik moet u drie maal met telkens een onderbreking
van twee seconden op de hulpstart drukken voor extra brandstof om
een koude motor te starten. Het gebruik van de hulpstart is meestal
niet nodig bij het starten van een warme motor.
Opmerking: Indien u de hulpstart te vaak indrukt, stroomt er teveel
brandstof naar de carburateur (deze 'verzuipt') en is de motor moeilijk
te starten.
Starten – Stap 2
Ga achter de maaimachine staan en houd met uw linkerhand de
motorstopbeugel tegen de duwboom aan. Houd de startgreep stevig
vast. Trek langzaam aan de startgreep totdat u weerstand voelt, en
trek vervolgens snel.
Laat de startgreep voorzichtig terug naar de normale stand gaan als de
motor is gestart. (Zie fig. 10)
Fig. 9
Fig. 10
1
9
Als de motor na 5 pogingen niet start – zie 'Problemen verhelpen'.
U moet de motorstopbeugel stevig tegen de duwboom houden
om de motor te starten en draaiende te houden. Als u de
motorstopbeugel loslaat, zal de motor afslaan.
Om schade te voorkomen, mag u nooit aan de startgreep trekken
als de motor loopt.
Vooruitrijden (uitsluitend 617)
U moet de duwboom met beide handen vasthouden als u de
maaimachine vooruit laat rijden.
(Zie fig. 11)
Vooruitrijden (uitsluitend 619)
Houd de duwboom vast en gebruik de koppelingsbeugel van de
rijaandrijving om de maaimachine vooruit te laten rijden.
(Zie fig. 11)
Als de koppelingsbeugel van de rijaandrijving is uitgeschakeld,
kan de maaimachine worden geduwd. Dit is handig als u een kleine
oppervlakte moet maaien.
Achteruitrijden
Hou de duwboom vast en trek er met beide handen aan om de maaier
om te keren.
Fig. 11