Deze lasmodus is een modus met constante spanning
(CV) en continue regeling van 10 tot 45 Volt.
Deze modus is bedoeld voor de lasprocessen GMAW,
FCAW-GS, MCAW en voor gutsen.
Hete start – Draai van stand '0' naar '10' voor meer
energie aan het begin van een las.
Boogregeling – De boogregeling regelt het pincheffect.
In de minimale instelling (-10) wordt de pinch
geminimaliseerd, met een zachte boog tot gevolg. Lage
instellingen voor de pinch hebben de voorkeur bij
lassen met gasmengsels met vooral inerte gassen en
bij aluminiumlegeringen. Bij de maximale instelling
(+10) wordt het pincheffect gemaximaliseerd, met een
scherpere boog tot gevolg. Een hoge pinchinstelling
heeft de voorkeur bij FCAW- en GMAW-lassen met
CO2.
Lasklemmen Aan / Regeling op afstand
In de stand 'Aan' zijn de lasklemmen bij OCV (open
spanning) en klaar om te lassen. Deze stand wordt
gebruikt bij over-de-boog draadaanvoerunits. De
externe ingang van de 12-polige aansluiting wordt
gebruikt om de spanning aan te passen in een
relatie master/slave met de regelknop voor
uitgangsvermogen.
In de stand 'Op afstand' is uitgangsvermogen
ingeschakeld via een externe trekker. De externe
ingang van de 14-polige aansluiting wordt gebruikt
om de spanning aan te passen in een relatie
master/slave met de regelknop voor
uitgangsvermogen.
Stroomsterktedisplay – Op dit display worden drie
gestreepte lijnen getoond wanneer de machine niet
werkt. Dit betekent dat de stroomsterkte in deze
lasmodus niet kan worden ingesteld. Als het
uitgangsvermogen is ingeschakeld, wordt de werkelijke
lasstroomsterkte weergegeven. Na het lassen houdt de
meter de werkelijke stroomsterkte 5 seconden vast.
Wanneer het uitgangsvermogen tijdens deze
'handhaafperiode' wordt aangepast, leidt dit tot de
bovenstaande kenmerken voor 'voorafgaand aan
gebruik'. De displays knipperen om aan te geven dat de
machine bezig met een 'handhaafperiode'.
Spanningsdisplay – Op dit display wordt de ingestelde
lasstroomsterkte weergegeven wanneer de machine
niet werkt. Na het lassen houdt de meter de werkelijke
stroomsterkte 5 seconden vast. Wanneer het
uitgangsvermogen tijdens deze 'handhaafperiode' wordt
aangepast, leidt dit tot de bovenstaande kenmerken
voor 'voorafgaand aan gebruik'. De displays knipperen
om aan te geven dat de machine bezig met een
'handhaafperiode'.
Regeling uitgangsvermogen lokaal / op afstand –
Nederlands
Wanneer deze regeling is ingesteld op lokaal (geen
externe potentiometer / regeling aangesloten op de
12-polige of 14-polige aansluitingen), dan wordt het
uitgangsvermogen geregeld via de regelknop
uitgangsvermogen op de voorkant van de Flextec 350x
CE. Zet deze schakelaar op 'Op afstand' als er een
externe potentiometer / regeling is aangesloten of bij
gebruik van een CrossLinc™-draadaanvoerunit.
Wanneer er een draadaanvoerunit met
CrossLinc™ zoals de LN-25X wordt gebruikt, wordt
het uitgangsvermogen op afstand geregeld bij de
CrossLinc™ binnen het volledige toegestane
spanningsbereik. De regelknop voor
uitgangsvermogen op de Flextec 350x CE stelt de
maximale stroomsterkte niet meer in.
Regelknop uitgangsvermogen
Wanneer Lokaal / Op afstand is ingesteld op
Lokaal, wordt met deze knop de lasstroomsterkte
ingesteld.
Wanneer Lokaal / Op afstand is ingesteld op Op
afstand en de schakelaar voor de lasklemmen
staat in de stand 'Aan', dan stelt deze knop de
maximale lasspanning in. De externe
potentiometer regelt de spanning van minimum tot
dit ingestelde maximum. Als de schakelaar voor de
lasklemmen in de stand 'Op afstand' staat, wordt
het uitgangsvermogen geregeld via de 14-polige
ingang.
Crosslinc™
CrossLinc is een nieuwe communicatietechnologie voor
lassystemen. Wanneer er een stroombron met
CrossLinc zoals de Flextec350x CE en een voor
CrossLinc geschikte draadaanvoerunit zoals de LN25x
worden gebruikt, kan de lasspanning op afstand
worden geregeld zonder een extra stuurkabel.
De digitale meters op de LN25x toont de ingestelde
waarden voor de draadaanvoersnelheid en -spanning
voorafgaand aan het lassen. Tijdens het lassen tonen
de meters de werkelijke stroomsterkte en spanning bij
de draadaanvoerunit. Na het lassen knipperen de
meters 10 seconden na het lassen met de laatste
stroomsterkte en spanning voor het lassen die
aanwezig waren tijdens het lassen . Als WFS of V wordt
aangepast in deze periode van 10 seconden, gaan de
meters terug naar de ingestelde waarde.
Wanneer er een LN25x voor CrossLinc geschikte
draadaanvoerunit is aangesloten op de Flextec
350x CE met een standaardlasvoedingskabel en
de LN25x-detectiekabel op het werkstuk is
bevestigd, dan gaat het CrossLinc-lampje
automatisch op zowel de Flextec350x CE als de
LN25x branden. De machine hoeft verder niet aan
de draadaanvoerunit te worden gekoppeld. Dit
lampje geeft aan dat de CrossLinc-verbinding
actief is en dat de spanning van de Flextec350x
CE bij de LN25x-draadaanvoerunit kan worden
geregeld.
De schakelaar voor Lasklemmen Aan / Op afstand
van de Flextec350x CE moeten worden ingesteld
op 'Aan'. Hierdoor worden de lasklemmen van
voeding voorzien voor een over-de-boog LN25x-
draadaanvoerunit.
De schakelaar Uitgangsvermogen Lokaal / Op
afstand op de Flextec350x CE moet worden
ingesteld op 'Op afstand' zodat het
uitgangsvermogen op afstand bij de met CrossLinc
uitgeruste draadaanvoerunit kan worden geregeld.
20
Nederlands