19
Werking van de ontdooifase |
Vermogen- en expansieventielregeling tijdens de omkeerfase in de ontdooifase.
Omstandigheden om de omkeer van de fase stop te zetten. Condensatiedruk (temperatuur) moet bepaalde tijd boven
de limiet zijn. Hetzelfde geld voor de temperatuursonde op de batterij in de afvoerluchtstroming. Deze laatste functie
kan ook gedeactiveerd worden.
Terug in de verwarmingsmodus, is de capaciteit ingesteld op een percentage van de capaciteit voordat de ontdooifase
werd gestart, standaard is dat 150%. Condensatietemperatuur (druk) moet 110% (standaard) zijn van de conditie
voordat de ontdooifase werd gestart. Standaard tijd is 20s. Er is een max. tijd (standaard 180s) om deze conditie te be-
reiken. Wanneer een van deze condities bereikt is, wordt het uitgangsvermogen terug ingesteld op hetzelfde niveau als
voordat de ontdooifase werd gestart. Het uitgangsvermogen blijft 120s op dit niveau (standaard) om het system te
stabiliseren. Nu zal de normale capaciteitsregeling verder gaan.
U kunt selecteren welk gebruiksconditie de digitale output "Ontdooien geactiveerd" zal activeren.
Het systeem kan ook ingesteld worden op automatisch uitzetten als de gebruikscondities niet geschikt zijn voor een ef-
ficiënte werking. Dit wil zeggen een laag energieniveau in de afvoerlucht om terug te winnen, wat een lage COP-factor
geeft.
output | 1.01.15