e_kb490.book Page 126 Tuesday, August 18, 2009 3:07 PM
• Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt het
licht gemeten en wordt de belichting bepaald.
• Wanneer het onderwerp zich buiten het AF-veld bevindt en u
N (spotmeting) wilt gebruiken, richt u de camera op het onderwerp
en drukt u de ontspanknop tot halverwege in om de belichting vast te
zetten. Bepaal opnieuw uw beeldcompositie en druk de ontspanknop
helemaal in.
• Of de automatische belichting wordt aangepast, is afhankelijk van
de geselecteerde opnamestand. Zie "Beschikbare functies voor elke
opnamefunctie" (p.252) voor details.
• Als u de instelling van de functie [Autom. belicht.] vaak wijzigt,
kunt u tijd besparen door deze functie toe te wijzen aan de knop
3
Snelinstelling (p.133).
De instelling van de automatische belichting opslaan 1p.145
De gevoeligheid instellen
U kunt de gevoeligheid selecteren op basis van het omgevingslicht.
De gevoeligheid wordt automatisch aangepast door de camera.
Auto
(Gevoeligheid 64 - 800)
64
Bij een lagere gevoeligheid wordt de opname scherper met minder ruis.
100
Bij weinig licht wordt de sluitertijd langer.
200
400
800
1600
Bij een hogere gevoeligheid is er een relatief korte sluitertijd bij slechte
lichtomstandigheden, zodat bewegingen van de camera slechts een
3200
beperkte invloed op de opnamekwaliteit hebben. Opnamen kunnen
echter wel ruis (vlekken) bevatten.
6400
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Gevoeligheid] met de vierwegbesturing (23).
126