2.2 Software instellen
De bedieningsparameters moeten worden geconfigureerd voordat de
digitale uitlezing de eerste keer wordt gebruikt, en telkens wanneer de
vereisten voor de onderdeelmeting, rapportage of communicatie zijn
gewijzigd. Voor het dagelijkse gebruik van de digitale uitlezing hoeven
de software-instellingen niet opnieuw te worden geconfigureerd.
Opmerking
Door het wijzigen van parameters in een van de
instelschermen, kan de bediening van de digitale uitlezing
veranderen. Daarom zijn instellingsparameters beveiligd
met een wachtwoord. Het wachtwoord voor toegang tot
de instelschermen mag alleen worden verstrekt aan
gekwalificeerde medewerkers. Zie pagina 72 voor een
beschrijving van het vrijgeven van instelfuncties die met
een wachtwoord zijn beveiligd.
U kunt de software handmatig configureren in de schermen van het
menu Inst., maar ook automatisch configureren door een opgeslagen
instellingenbestand te laden. Instellingenbestanden worden via een
USB-naar-serieel aansluiting naar een computer verzonden.
De geconfigureerde parameters in de instelschermen blijven van
kracht tot:
De batterij voor reservekopieën van gegevens wordt vervangen
Gegevens en instellingen worden gewist door
onderhoudsmedewerkers.
Parameters worden gewijzigd in de schermen van het menu Inst.
Bepaalde software-upgrades worden uitgevoerd.
Eerder opgeslagen instellingen worden geladen.
66
2 Installeren en technische gegevens