Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Installatiehandleiding
MMI-20062347
2.4.3

Ingeslagen gas

Ingeslagen gas of gasbellen kunnen de meting van een vloeistof verstoren. Een korte
verstoring van het signaal veroorzaakt door voorbijstromende gasbellen kan worden
gecorrigeerd in de meterconfiguratie, maar u moet frequentere storingen of grote
hoeveelheden gas vermijden om een nauwkeurige en betrouwbare vloeistofmeting te
garanderen.
U kunt het volgende doen om de mogelijkheid van ingeslagen gas te minimaliseren:
Houd pijpleidingen te allen tijde vol vloeistof.
Ontlucht alle gas voordat de meter wordt geïnstalleerd.
Vermijd plotselinge drukval of temperatuurveranderingen, waardoor opgeloste gassen
uit de vloeistof kunnen ontsnappen.
Zorg voor een tegendruk op het systeem die voldoende is om gasuitbraak te
voorkomen.
Houd stroomsnelheid bij de sensor binnen de gespecificeerde limieten.
2.4.4
Slurrymeting
Om te zorgen voor een correcte meting wanneer vaste deeltjes aanwezig zijn:
Vermijd plotselinge veranderingen van de vloeistofsnelheid die sedimentatie kunnen
veroorzaken.
Installeer de meter ver genoeg stroomafwaarts van elke pijpleidingsconfiguratie die
centrifugatie van vaste stoffen kan veroorzaken (zoals bij een bocht in de leiding).
Behoud stroomsnelheid aan de meterinstallatie binnen de gespecificeerde limieten.
2.4.5
Temperatuurgradiënten en isolatie
Voor vloeistoffen met een hoge viscositeit, minimaliseert u eventuele
temperatuurgradiënten in de vloeistof en in de leidingen en fittingen onmiddellijk
stroomopwaarts en stroomafwaarts van de meter. Het minimaliseren van
temperatuurgradiënten vermindert het effect van viscositeitsveranderingen. Gebruik de
volgende richtlijnen om de thermische effecten voor uw meterinstallatie te verminderen:
Isoleer de meter en de omliggende leidingen altijd grondig.
Vermijd directe hitte of koude op de meter of op de bijbehorende stroomopwaartse of
stroomafwaartse pijpleidingen die waarschijnlijk temperatuurgradiënten veroorzaken.
Installatiehandleiding
Isoleer de transmitterbehuizing niet.
Gebruik steenwol of een vergelijkbaar isolatiemateriaal dat ten minste 25 mm dik
is, maar bij voorkeur 51 mm dik is.
Sluit de isolatie in een afgesloten beschermende behuizing om te voorkomen dat
vocht binnendringt en dat de lucht circuleert en de isolatie verbrijzelt.
Gebruik voor doorstroomkamerinstallaties de speciale isolatiemantel van Micro
Motion.
Planning
Juni 2016
11

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave