Bedieningshandleiding
Veiligheidsvergrendeling
4.3 Contactvarianten
Weergave van de contacten in stroomloze toestand en bij ingevoerde
bedieningssleutel.
ruststroomprincipe
AZM 415-11/11ZPK...
23 11
A1
Q
S1
A2
24 12
S2
13
14
P
21
22
AZM 415-11/02ZPK...
23 11
A1
Q
S1
A2
24 12
S2
11
12
P
21
22
AZM 415-11/20ZPK...
23 11
A1
Q
S1
A2
24 12
S2
13
14
P
23
24
AZM 415-02/11ZPK...
21 11
A1
Q
S1
A2
22 12
S2
13
14
P
21
22
AZM 415-02/02ZPK...
21 11
A1
Q
S1
A2
22 12
S2
11
12
P
21
22
AZM 415-02/20ZPK...
21 11
A1
Q
S1
A2
22 12
S2
13
14
P
23
24
Legende
A
gedwongen verbrekend contact
Bewaking van de veiligheidsvergrendeling volgens ISO 14119
P
bediend
Q
Niet-bediend
arbeidsstroomprincipe
AZM 415-11/11ZPKA...
23 11
A1
P
S1
A2
24 12
S2
13
14
P
21
22
AZM 415-11/02ZPKA...
23 11
A1
P
S1
A2
24 12
S2
11
12
P
21
22
AZM 415-11/20ZPKA...
23 11
A1
P
S1
A2
24 12
S2
13
14
P
23
24
AZM 415-02/11ZPKA...
21 11
A1
P
S1
A2
22 12
S2
13
14
P
21
22
AZM 415-02/02ZPKA...
21 11
A1
P S1
A2
22 12
S2
11
12
P
21
22
AZM 415-02/20ZPKA...
21 11
A1
P
S1
A2
22 12
S2
13
14
P
23
24
Tabel pinconfiguratie stekker M23 ST en STR
Pin
11/11
11/02
1
A1
2
A2
3
11
4
12
S1
5
23
6
24
7
13
8
14
S2
9
21
10
22
11
-
12
GND
GND
Vergelijking tussen de oude en nieuwe contactconfiguraties
in bijlage
5. Gebruik en onderhoud
5.1 Functietest
De veiligheidsfunctie van de veiligheidsschakelaar moet getest worden.
Hierbij moet vooraf het volgende gegarandeerd zijn:
1. Stevige bevestiging van bediensleutel en veiligheidsvergrendeling
2. Juiste uitvoering van de wartelinvoer en de aansluitingen
3. Eventuele schade aan de behuizing van de schakelaar
5.2 Onderhoud
In zware bedrijfsomstandigheden raden wij een regelmatig
onderhoud aan, inclusief de volgende stappen:
1. De veiligheidsvergrendeling en bedien sleutel op juiste bevestiging
controleren
2. Verwijdering van stof en vuil
3. Controle van de kabelinvoer en -aansluitingen
Tijdens alle bedrijfsmatige levensfasen van de
veiligheidsschakelcomponent moeten constructief
en organisatorisch geschikte maatregelen voor de
manipulatiebeveiliging of tegen het manipuleren van de
veiligheidsvoorziening, bijvoorbeeld door het gebruik van
een vervangende bediensleutel, getroffen worden.
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk
vervangen worden.
6. Demontage en afvalverwijdering
6.1 Demontage
De veiligheidsschakelaar mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.
6.2 Afvalverwijdering
Het veiligheidscomponent moet op een correcte manier volgens de
geldende nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
NL
AZM 415-../..
Contactvariant
11/20
02/11
02/02
A1
A1
A1
A1
A2
A2
A2
A2
11
11
11
11
12
12
12
12
23
23
21
21
24
24
22
22
11
13
13
11
12
14
14
12
21
23
21
21
22
24
22
22
-
-
-
-
GND
GND
GND
02/20
A1
A2
11
12
21
22
13
14
23
24
-
GND
5