Bedieningshandleiding
Veiligheidsvergrendeling
3.2 Afmetingen
Alle maten in mm.
29,5
A
8,6
46,5
AZM 415-../..ZPKF
AZM 415-../..ZPKFE
21
AZM 415-../..XPKRS
30
AZM 415-../..XPKNS
7
25
AZM 415-../..ZPKT
22
4
88
M23x1
M20x1,5/ST
M20x1,5/STR
114
130
25
25,6
25,6
25,6
AZM 415-../..ZPKTE
42
130
AZM 415-../..ZPKTEI
42
130
3.3 Afstelling
In ontgrendelde positie wordt de beschermvoorziening door de
instelbare kogelarrêtering gesloten gehouden. Met behulp van een
zeskantsleutel kan de gewenste houdkracht vergroot (naar rechts
draaien) of verkleind (naar links draaien) worden. De houdkracht moet
altijd zo laag mogelijk gekozen worden.
4. Elektrische aansluiting
4.1 Algemene opmerkingen betreffende de elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
Als de risicoanlyse een veilig bewaakte
veiligheidsvergrendeling eist, moeten de met het symbool
aangeduide contacten in het veiligheidscircuit
geïntegreerd worden.
4.2 Aansluiting en afdichting
Voor de kabelinvoer moeten geschikte kabelwartels met geschikte
beschermingsgraad gebruikt worden. Niet-gebruikte openingen
moeten met een blindstop afgedicht worden. De aansluitruimte van de
schakelaar moet gereinigd worden (kabelresten, vuil, enz. verwijderen),
na de aansluiting moet het deksel teruggeplaatst worden en moeten
de dekselschroeven gelijkmatig vastgedraaid worden. Maximale
aandraaimomenten voor het vastschroeven van de schroeven: deksel
0,6 + 0,1 Nm; bodemdeksel 0,7 + 0,1 Nm.
NL
AZM 415-../..