De instellingen van een patch bewerken
(Geheugenbewerkingsmodus)
Snel bewerken
Hier leest u hoe u de effectenloops kunt in- en uitschakelen en de
instellingen kunt opslaan door alleen de schakelaars te bedienen.
1.
Roep de patch op die u wilt bewerken.
2.
Houd de [MEMORY/MANUAL]-schakelaar gedurende
minstens twee seconden ingedrukt.
De MEMORY/MANUAL-indicator licht blauw op. De ES-8 bevindt zich
in de geheugenbewerkingsmodus.
3.
Gebruik de nummerschakelaars [1]–[8] om elke
effectenloop in of uit te schakelen.
4.
Druk op de [MEMORY/MANUAL]-schakelaar.
Gebruik de [BANK I] [BANK H]-schakelaars en de
5.
nummerschakelaars [1]–[8] om de opslaglocatie te
selecteren.
6.
Druk op de [MEMORY/MANUAL]-schakelaar.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [MUTE]-schakelaar.
Als de instellingen zijn opgeslagen, verandert de MEMORY/
MANUAL-indicator en blijft deze blauw opgelicht.
Basisbewerkingen
1.
Roep de patch op die u wilt bewerken.
2.
Druk op de [EDIT]-knop.
3.
Gebruik de [K] [J]-knoppen om "Patch" of "CTL/EXP" te
selecteren en druk op de [ENTER]-knop.
(Voorbeeld)
Loop On/Off
[ENTER]
4.
Gebruik de [K] [J]-knoppen om een categorie te
selecteren en druk op de [ENTER]-knop.
(Voorbeeld)
Input
Sel:1|Buf:OFF
_
5.
Gebruik de [K] [J]-knoppen om de cursor te verplaatsen
en gebruik de [–] [+]-knoppen om de waarde ervan op te
geven.
6.
Om de bewerkte instellingen op te slaan, schrijft u de
patch.
Als u wilt annuleren zonder op te slaan, drukt u meermaals op de
[DISPLAY/EXIT]-knop.
Lijst met parameters
Patch
Parameter
Waarde/Uitleg
Patchnaam
Maximaal 16 tekens
U kunt elke effectenloop in- of uitschakelen. Als deze is
ingeschakeld, wordt een " "-pictogram weergegeven.
* U kunt deze ook in- en uitschakelen door op de
nummerschakelaars [1]–[8] te drukken.
Loop On/Off
8 7 6 5 4 3 2 1
_
U kunt de volgende instellingen maken. Voor meer informatie over
de bediening raadpleegt u "De effectenloopinstellingen wijzigen"
(p. 8).
5 Aansluitingsvolgorde van elke effectenloop
5 Parallelle verbindingsinstellingen
5 Aansluitingspositie van de volumeloop
Loop Structure
5 Carry Over-instelling
Carry Over
* Afhankelijk van de instellingen zijn er gevallen waarbij een
parallelle verbinding niet mogelijk is of waarbij Carry Over niet
werkt.
=8=7- -5-4-2-1-V
Geef de controlesignalen op die worden verzonden via de EXT CTL
CTL 1/2–5/6-aansluitingen wanneer u schakelt tussen patches.
De beschikbare controlesignalen zijn afhankelijk van de Play
Option/CTL1–6-instelling (p. 12).
Voor LAT
OFF
Verzendt "uit"
ON
Verzendt "aan"
Voor PLS
Verzendt een korte (100 ms) puls bij het wisselen
OFF
tussen "uit" en "aan".
CTL1–6
* Als het display van de ES-8 verschilt van de status
ON
van de aangesloten apparatuur, verandert u de
status van de aangesloten apparatuur.
Voor TP2–4
OFF
Verzendt niets
Verzendt het tempo op het interval van de
opgegeven nootwaarde volgens de Master BPM-
ª–˜
waarde
* Afhankelijk van de Master BPM-instelling zijn er
gevallen waarbij dit niet kan worden verzonden.
20–500
Verzendt het opgegeven tempo (¸=)
Geef de controlesignalen op die worden verzonden via de EXT CTL
EXP 1–2-aansluitingen wanneer u schakelt tussen patches.
0–127
De opgegeven waarde wordt verzonden.
EXP1, 2
De huidige waarde van het expressiepedaal dat
EXP1, 2
is aangesloten op de CTL IN-aansluiting, wordt
verzonden.
Selecteert de invoer.
Input Sel
1
De IN 1-aansluiting wordt geselecteerd.
2
De IN 2-aansluiting wordt geselecteerd.
Schakelt de invoerbuffer in en uit (p. 19).
Input Buf
ON, OFF
Selecteert de uitvoerbestemming.
Het geluid wordt uitgestuurd via de OUT 1/L- of
1, 2
Output Sel
OUT 2/R-aansluiting.
Het geluid wordt uitgestuurd via de OUT 1/L en
1&2
OUT 2/R-aansluitingen tegelijk (stereo-uitvoer).
Schakelt de uitvoerbuffer in en uit (p. 14).
Output Buf
ON, OFF
Dit is het uitvoerniveau. Het wordt alleen gebruikt als Output Buf
Output Gain
op ON staat.
0 dB, +2 dB, +4 dB, +6 dB
Geeft de BPM van de patch op.
Master BPM
20–500
Een patch maken
_
3
9