• Ga een stoep achterwaarts weer af. Rijd eerst met de achterwielen van de stoep af en
loop dan verder achteruit, waardoor het gewicht niet meer op de voorwielen rust en die
voorzichtig omlaag kunnen worden gezet.
• Vergrendel de wielen voordat u de inzittende in- of uit de wandelwagen helpt.
• Zorg ervoor dat u bij het op- en afrijden van een helling altijd de controle over de
wandelwagen houdt.
• Vermijd steile hellingen, met name bij inzittenden met een hoog lichaamsgewicht.
Rijd bij twijfel nooit verder, tenzij er nog iemand aanwezig is die kan helpen om de
wandelwagen onder controle te houden.
• Verplaats een wandelwagen met inzittende nooit via een trap, roltrap, steile helling
of ijzige of gladde oppervlakken.
• Ga trappen nooit op of af zonder hulp van een tweede persoon of als er iemand in de
wandelwagen zit. Maak waar mogelijk gebruik van een hellingbaan of lift. Als dergelijke
voorzieningen niet beschikbaar zijn, moet de wandelwagen door twee personen over
obstakels heen worden getild terwijl de gebruiker niet in de wandelwagen zit.
• Zorg ervoor dat u bij het op- en afrijden van een helling altijd de controle over de
wandelwagen houdt. Vermijd steile hellingen, met name bij inzittenden met een hoog
lichaamsgewicht. Rijd bij twijfel nooit verder, tenzij er nog iemand aanwezig is die kan
helpen om de wandelwagen onder controle te houden.
GEBRUIKERSHANDLEIDING CONVAID
5