WAARSCHUWING
GEVAAR VAN SCHEUREN VAN
ONDERDELEN
Om het risico van een te hoge druk te
verminderen, waardoor onderdelen kunnen
scheuren en die ernstig letsel kunnen
veroorzaken, mag de materiaaldruk nooit hoger zijn dan
21 MPa (207 bar) en de luchtdruk naar het pistool nooit
hoger dan 0,84 MPa (8,4 bar).
Drukontlastingsprocedure
WAARSCHUWING
INJECTIEGEVAAR
Het systeem moet handmatig worden ontlast
om te voorkomen dat het onverhoeds start
of gaat spuiten. Materiaal onder hoge druk
kan door de huid worden geïnjecteerd en ernstig letsel
veroorzaken. Om het risico van letsel als gevolg van
vloeistofinjectie, vloeistofspatten of bewegende onder-
delen te verkleinen, dient u de Drukontlastingsproce-
dure te volgen telkens als u:
D gevraagd wordt de druk te ontlasten;
D ophoudt met vloeistof afgeven;
D enig onderdeel in het systeem nakijkt of onderhoud
eraan pleegt;
D de nozzle aanbrengt of reinigt.
1.
Sluit de luchttoevoer naar de afgiftekraan af, indien van
toepassing.
2.
Sluit de luchttoevoer naar de aanvoerpompen af.
3.
Draai de hoofdontlastkraan (vereist in uw systeem) dicht.
4.
Maak de veiligheidsvergrendeling los. Houd een metalen
deel van het pistool stevig tegen de zijkant van een
geaarde metalen opvangbak en activeer het pistool
om de druk te ontlasten.
5.
Draai het ontlastventiel voor het materiaal open (moet
in het systeem aanwezig zijn) en houd een geaarde
metalen opvangbak bij de hand om het uitstromende
materiaal op te vangen.
6.
Open de materiaalontlastkraan, totdat u weer klaar bent
voor materiaalafgifte.
Als u het vermoeden hebt dat de afgiftenaald of de slang
volledig verstopt zit of dat de druk niet volledig ontlast is
nadat u de bovenstaande stappen heeft gevolgd, draai dan
de eindkoppeling van de slang heel langzaam los en ontlast
zo de druk geleidelijk; draai hem vervolgens helemaal los.
U kunt nu de naald of de slang reinigen.
14 309000
Bediening
Handafgiftepistool met elektrische schakelaar
D Zorg ervoor dat de luchttoevoerlijnen goed zijn aangeslo-
ten op de OPEN en CLOSE (= DICHT) poorten van het
luchtventiel.
D Om het ventiel te openen of te sluiten en open of gesloten
te houden is een luchtdruk nodig van minimaal 280 kPa
(2,8 bar) naar de OPEN en CLOSE poorten die daar ook
kan worden aangehouden.
D De trekker activeert alleen de elektrische schakelaar
in de hendel die op zijn beurt de afstandsmagneetklep
in- en uitschakelt.
D Druk de trekker van het pistool in om de magneetklep
in te schakelen. Laat de trekker los om de magneetklep
uit te schakelen.
Op machine geïnstalleerd pistool
D Zorg ervoor dat de luchttoevoerlijnen goed zijn aangeslo-
ten op de OPEN en CLOSE (= DICHT) poorten van het
luchtventiel.
D Om het ventiel te openen of te sluiten en open of gesloten
te houden is een luchtdruk nodig van minimaal 280 kPa
(2,8 bar) naar de OPEN en CLOSE poorten die daar ook
kan worden aangehouden.
Het pistool openen:
1.
Zorg voor luchtdruk naar de OPEN-luchtpoort op het
ventiel en haal de luchtdruk van de CLOSE-luchtpoort
op het pistool af.
2.
Houd de luchtdruk op de OPEN-luchtpoort om het pistool
open te houden.
Het pistool sluiten:
1.
Zorg voor luchtdruk naar de CLOSE-luchtpoort op het
pistool en haal de luchtdruk van de OPEN-luchtpoort op
het pistool af.
2.
Houd de luchtdruk op de CLOSE-luchtpoort om het
pistool dicht te houden.